Boek van Week 38 

Het is de schuld van Maarten van der Graaff dat ik als Belg voor het eerst in Nederland kwam. Het internet herinnert zich zelfs welke specifieke dag dat was: 23 november 2018. Ik was als jonge Vlaamse dichter uitgenodigd om voor te dragen in Rotterdam tijdens een evenement georganiseerd door het online tijdschrift Samplekanon, een poëzieavond die bestond uit meerdere poëzieavonden die simultaan in verschillende Europese steden plaatsvond. Ik was extreem nerveus om allerlei Nederlandse dichters te ontmoeten die ik enorm bewonderde en nam vol verwachting de trein van Gent naar Rotterdam. Het moet ergens die dag pas echt tot me zijn doorgedrongen dat Nederland tot een geschiedenis behoorde die niet geheel de mijne was. De treinstations, de gebouwen, het Nederlands die vanaf reclameborden en kranten naar me riep, het kwam allemaan voort uit een verleden dat zich op een bepaald moment had wegvertakt van het Belgische verloop. Om een woord uit Huishoudboekje te gebruiken, ik begaf me duidelijk in een andere ‘infrastructuur’, die me verbijsterde en bevreemde.

Bijna op de kop vijf jaar later, op 22 november 2023, verkiezingsavond, ontstaat deze nieuwe bundel, Huishoudboekje van de verborgen dingen, zoals ik de dichter in Spui25 onlangs zelf hoorde vertellen tijdens een programma over de bundel. Van der Graaff verbaasde zich over de taal die op hem langs een snelweg in Veenendaal: ‘woord houden zeggen de borden’. Wiens woord? Welke woorden? Waar komen die behouden woorden vandaan? Diezelfde avond legt de dichter de woorden van twee Nederlandse tradities door en over elkaar heen. Abraham Kuyper en Herman Gorter twisten op de werktafel. Het begin van het Huishoudboekje werd gemaakt in de naderende schaduw van Schoof 1 die ik diezelfde avond, net zelf goed een maand inwoner van Nederland, zag neerdalen.

‘belast materiaal lekt uit dit steeds schuldelozer vaderlandje fak’ dicht Van der Graaff. Dit is dus een bundel over Nederland. Expliciet. Over wat het land meent dat het is, laten we zeggen een gladde ‘moderne’ staat die zijn zaken op orde heeft, de hardnekkige mythe van het gave en affe land, een hardnekkig spookbeeld uit de jaren 90 (‘Nederland is het gevoel dat alles voor altijd zal bestaan’) en wat het ook is, het geweld dat het meedraagt en uitvoert, toen en nu (‘wie laat mijn kinderen tot zich komen dick / die zijn armen opent zoals de veiligheidsdienst de archieven hé’). In de vorige bundel, Nederland in stukken, werd dat zelfbeeld al verbrokkeld en opgeschud door allerlei vormen van taal over en in Nederland te collageren en te laten vloeken. De extreem doorgevoerde collagevorm van die laatste bundel opnieuw weer wat meer gestold. Tot een soort stotterende occulte zang, opgeknipt tot fantastische gedichten. Van der Graaff laat ook zien dat het de taal rondom is die hem en dus de gedichten ‘vreemd’ maakt: ‘ik krijg steeds sterker het idee aan een tafel te werken / waar anderen aan hebben gezeten die net zijn opgestaan / ik ga door hun papieren met kleine skelethandjes / waar donzig vlees op groeit / de behapbare oneindigheid van decennia / trek langzaam in het geurloos georden’.

Alle taal van Nederland, van het gladde D66-suburbane tot de diepe historische misdaden, tot Tata Steel zelf zingt door van der Graaff, die ook zichzelf niet spaart als Nederlandse dichter. In een prozagedicht, het meest verhalende in de hele bundel, bevindt de dichter zich in Polen in het gezelschap van andere schrijvers, waaronder een paar Poolse dichters die er niet voor terugschrikken rake klappen te verkopen aan een priester-dichter die volgens hen een fascist, heulend met de rechtse krachten die het land kapot maken. Van der Graaff noemt zichzelf in contrast met hen ‘posthistorisch en verwend’. Het is een treffende passage

die de historische bepaaldheid van de West-Europese scherp contrasteert met een andere bepaaldheid. Met andere woorden: is het niet al lang tijd dat ook West-Europese bereid zijn klappen uit te delen, of kunnen ze alleen nog doen zoals de entiteit die boven hen zweeft en hen bepaald: ‘Europa besteedt zijn dodelijkheid uit en schudt meewarig het hoofd’.

Het is een passage die toont hoe hoog de inzet van de bundel is. Van der Graaff heeft een bundel van nationaal belang afgeleverd, waarvan de noodzaak bij de komende verkiezing alleen maar zal toenemen, vrees ik. Laat zijn spreuken je in de mond vallen, en zing ze hardop, met anderen, in je huishouden en in de wereld.

_____

Huishoudboekje van de verborgen dingen is geschreven door Maarten van der Graaff
Verschenen bij Uitgeverij Pluim
Benjamin de Roover is boekverkoper bij Linnaeus Boekhandel, Middenweg 20