Het stonk vrijdagochtend twee weken terug vreselijk op de redactie. De geur, een zurige melange van verschaald bier en sigarettenrook, riep bij mij herinneringen op aan vervlogen tijden. Op de grond lag het groene glas van gebroken flesjes. De avond daarvoor was in de Amsterdamse club Levenslang de jaarlijkse Battle of the Bands gehouden, waarbij verschillende redacties muzikaal de strijd met elkaar aangingen (naast Follow the Money deden de Volkskrant, het AD, De Telegraaf, Het Financieele Dagblad en de regionale titels van Mediahuis mee). Het AD won en het evenement was uitgemond in een afterparty op de burelen van Follow the Money, waar een harde kern nachtvlinders niet van ophouden wist.
Onder de collega’s die vrijdag fris aan een nieuwe werkdag wilden beginnen, heerste verontwaardiging. Logisch: het was niet te doen. Toen de kritiek op de riekende puinzooi ging rondzingen in onze interne kanalen, verschenen er uiteindelijk twee feestgangers die met kleine oogjes schuldbewust de restanten van hun uitspatting opdweilden. We waren het er snel over eens: het is een slecht idee om met een meute dronken journalisten een werkplek om te toveren tot een nachtkroeg.
Nostalgie
Ik moest aan de brakke lucht van die vrijdagochtend denken, toen ik deze week in de Volkskrant een requiem las voor een verdwenen redactiecultuur. ‘Is met het gedrink en gerook ook een gevoel van saamhorigheid van de krantenredactie verdwenen?’ stond er boven het artikel van Paul Onkenhout, die na 45 jaar met pensioen gaat.
Het was een afscheidsverhaal, gedrenkt in nostalgie. Onkenhout heeft zijn laatste dagen bij de krant moeten slijten in Mediavaert, het gloednieuwe gebouw van uitgever DPG in Amsterdam-Duivendrecht. Daar miste hij de reuring die de Volkskrant-redactie kenmerkte in de jaren tachtig, waar ‘veel mannen met grote monden en ego’s’ de dienst uitmaakten en bier & sigaretten tot de standaard bureau-accessoires behoorden.
Those were the days. Nu is het slappe hap, betoogt Onkenhout. Bloedeloze Zoom-vergaderingen, laffe muziek in de lift, lege redactiezalen. Nee, dan het beeld van de zoemende en knetterende newsdesks zoals in All the President’s Men, de verfilming van de mega-scoop die The Washington Post had met het Watergate-schandaal. Dat is hoe een redactie volgens Onkenhout moet werken: een broedplaats van creativiteit. ‘Stil was het geen moment. Telefoongesprekken waren voor iedereen hoorbaar, de telex ratelde.’
Misogyne macho-cultuur
Wij zijn schatplichtig aan de Watergate-scoop, aan de raad die Deep Throat, de bron van de Post-journalisten, geeft in een parkeergarage: ‘Follow the Money’. Maar al die andere elementen – analoge telefoons, bergen papier, een misogyne macho-cultuur – kunnen ons gestolen worden. Het is vals sentiment, weet ik als 57-jarige veteraan.
Bij Follow the Money werken twintigers en dertigers die dagelijks zoeken, wroeten, bellen en op pad zijn. Die daarvoor nieuwe researchmethoden gebruiken, die met data toveren, die ongelooflijk online savvy zijn. Die veel meer dan een vorige generatie de samenwerking aangaan met collega’s in binnen- en buitenland. Het leidt tot diepgaande onderzoeksjournalistiek die echt van deze tijd is en die je niet alleen bij Follow the Money ziet, maar ook op redacties bij NRC, Pointer en De Groene Amsterdammer.
Ja, we vergaderen vaker op afstand en het geschreeuw op redacties is navenant minder dan een kwarteeuw geleden. Maar tijdens gezamenlijke lunches, brainstorms en vrijdagmiddagborrels komen de digital natives van Gen Z graag op de werkvloer om begeesterd over hun onderzoeken te vertellen. Daar ontmoeten ze de veertigers, vijftigers en zestigers die hun ervaringen delen en op hun beurt nieuwe skills van ‘de jonkies’ leren. Zo proberen we het goede van de journalistieke tradities te behouden en omarmen we het nieuwe.
Dat is vooruitgang.
Advies voor de achterblijvende Volkskrant-collega’s van Onkenhout: organiseer de volgende afterparty op de burelen van Mediavaert.