Of je nu houdt van symfonische muziek of niet, als Nederlandstalige blackmetalliefhebber kan je niet anders dan enorm veel respect opbrengen voor een band als Carach Angren. Ik bedoel, je moet het eigenlijk maar doen: in 2008 met een album op de proppen komen (Lammendam) waarmee je jezelf onmiddellijk op de kaart zet in een overbevolkt blackmetallandschap. Een regelrechte tour de force, die plaat, want na een mooie eerste poging met Ethereal Veiled Existence (2005) was Lammendam echt wel op alle vlakken een enorme sprong vooruit. Het album bracht muzikale diepgang met veel spanning, waarbij technisch onmiddellijk op een hoog niveau werd geacteerd, en dat allemaal omkaderd door een totaalconcept, een volksverhaal dat de legende vertelde van de witte joffer van kasteel Lammendam. Zowel thematisch als muzikaal was de coherentie zo groot dat het geheel hier echt véél meer was dan de som van de delen. Het was tevens de officiële geboorte van een eigen gezicht voor Carach Angren, het ontstaan van een uniek concept vanuit een interessante invalshoek; iets wat nog niemand hen ooit had voorgedaan: horrorblackmetal die naam meer dan waardig.

In Carach Angren vonden de heren Clemens “Ardek” Wijers en stemkunstenaar/gitarist Dennis “Seregor” Droomers elkaar en de band gaf hen de kans om iets extra toe te voegen aan een genre dat al twee decennia bestond: de kracht van het vertellen van een samenhangend en albumomvattend verhaal én de theatrale impact van klassieke muziek en filmmuziek. Doorheen de jaren bleven Ardek en Seregor ook consequent kwalitatief én thematisch sterke albums afleveren, waaronder het monumentale Death Came Through a Phantom Ship en persoonlijke favoriet Dance and Laugh Amongst the Rotten. In zekere zin waren dat ook allemaal conceptalbums, hoewel dat idee op de ene plaat wat strikter werd gehanteerd dan op de andere. Sommige nummers zijn dusdanig onweerstaanbaar en meeslepend dat ze (voor mij persoonlijk althans) uitgegroeid zijn tot repeat-waardige kunststukjes. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan The Course of a Spectral Ship en Song for the Dead, die ik tijdens het fietsen van en naar het werk gerust anderhalf uur op herhaling kan zetten. Dat deze muziek de luisteraar zo aanspreekt ligt aan behoorlijk wat verschillende factoren, waarvan de onvergetelijke orkestrale arrangementen, de bijtende en venijnige black metal, de mee”zing”baarheid van sommige passages en vooral de inhoudelijke gruwel de voornaamste zijn. Een Carach Angren-album is niets minder dan een angstaanjagend sprookje dat je van begin tot einde in zijn greep houdt, betoverend en fascinerend. Even alles vergeten en lekker griezelen, zoals een goede horrorfilm dat ook kan doen, maar dan met brutale en kolossale orkestrale black als added bonus.

Ondanks de onmiddellijke uitmuntendheid van het debuutalbum is de band toch duidelijk gegroeid doorheen de jaren, waarbij hier en daar andere accenten werden toegevoegd. Daarbij werd trouwens in geen geval aan intensiteit ingeboet, getuige ook het meer dan geslaagde en enorm meeslepende Franckensteina Strataemontanus uit 2020, het tot op heden laatste album van Carach Angren. Met The Cult of Kariba gaan we echter terug in de tijd, helemaal terug naar Lammendam zelfs, want op deze EP wordt de sinistere figuur van Kariba, een gifmengster en heks, toegevoegd aan de mythos van het originele spookverhaal. Het verhaal introduceert ons ook tot een verborgen cultus die de wederopstanding (uit de dood) van Kariba tot doel heeft. De leden van deze sekte komen samen tijdens A Malevolent Force Stirs, een introducerend verhaal dat verteld wordt door professioneel verhalenverteller Tim Wells, die we (als ik me niet vergis) ook al hoorden op Here in German Woodland, de intro van Franckensteina Strataemontanus.

De klassieke muziek die de backdrop vormt van A Malevolent Force Stirs creëert een gevoel dat het midden houdt tussen onschuldige vredigheid en de onrust die opborrelt door een op de loer liggende dreiging. Het opbouwen van een dergelijke rake sfeerschepping is een techniek die de heren van Carach Angren beheersen als geen ander. Tim Wells’ stem gaat tweemaal de demonische dieperik in (wat voor een geniaal contrast zorgt met zijn van nature warme stemgeluid) en als de koperblazers vervolgens al hun drama over het verhaal uitspuwen, weet je dat Ardek en Seregor klaar zijn om hun gruwel op je los te laten.

Wie de band een beetje kent, weet dat je dan rommelende drums en een meedogenloze orkaan aan geluid mag verwachten, maar deze keer pakken de heren het toch subtieler aan. Draw Blood start met een soort mechanisch vervormde incantatie en ook daarna gaat de band niet helemaal voluit, maar zet men meer in op sfeer en het creëren van een smerig, bloedstollend geluid. Zoals we van deze twee heren gewoon zijn, staat het verhaal en de vertelling daarvan centraal. Strijkers zorgen voor een zekere nervositeit, de gitaren voor snijdende kwelling. Er zit van bij het begin ook opvallend veel melodie in dit nummer (ook vocaal), maar uiteindelijk ontkom je toch niet aan de gruwelen wanneer de snijdende kwelling ook bloed laat vloeien. Dat Carach Angren naast sfeervol en narratief ook gewoon heel smerig uit de hoek kan komen hoor je vooral in de passages rond het hondsbrutaal geschreeuwde “Draw Blood!”, wanneer de cultisten hun offer brengen; dit zijn zonder meer de hoogtepunten van dit nummer (en hoppa, daar gaat die hartslag toch weer even de hoogte in). Maar ook dan heeft de band blijkbaar nog steeds niet alle facetten van zijn kunnen getoond, want heel onverwacht komt het met een theatraal gezongen stuk dat ondersteund wordt door piano en een weeklagende viool. Zo slaagt Carach Angren erin om een heel spectrum aan stijlen en emoties samen te ballen in een dikke vijf minuten. O, wat hou ik toch van deze band.

Alles geven dus, in de letterlijke zin dan, en dat is op het volgende nummer niet anders. Het (ook al) letterlijke middelpunt van deze EP is ook nog eens het middelpunt van het verhaal: The Resurrection of Kariba. De titel lijkt de context misschien al volledig weg te geven, maar wie de tijd neemt om de teksten eens door te nemen (wat echt aan te raden is bij deze band), zal ook meer ontdekken over de achtergrond van dit personage. In dit nummer ontbindt Carach Angren al zijn duivels en ontvouwt het tevens zijn indrukwekkende compositorische genie, waarbij het moeiteloos laveert tussen emotionele diepgang (begeleid door piano) en pikzwarte verschrikking. Jankende en overstuurd krassende gitaren, pompende drumsalvo’s, gejaagde strijkers en een grandioze orkestratie: het is er gewoon allemaal. Wat ook opvalt is de weelde aan vocale variatie: gesproken woord, cleane (samen)zang (begeleid door piano) en natuurlijk Seregors giftige gegrauw. De cleane zang, soms zoetgevooisd en af en toe grenzend aan musical-achtige theatraliteit, heeft op bepaalde plaatsen zelfs iets weg van een serenade aan het adres van Kariba. De meest sfeervolle passage, en tevens het griezeligste kippenvelmoment van dit album, ligt echter in de outro van het nummer, die tevens fungeert als schakelelement met het album Lammendam. Wat een geniale sfeerschepping!
Na The Resurrection of Kariba volgt het meest merkwaardige nummer op deze EP: het volledig in het Nederlands gezongen Ik Kom Uit Het Graf. In de discografie van Carach Angren zal voor dit nummer sowieso een speciaal plekje bewaard blijven, al ben ik niet onverdeeld positief over deze track. Laat ik mijn analyse even opsplitsen in drie delen: het instrumentale aspect, de lyrics en de zang. Zuiver instrumentaal is dit wel behoorlijk grensverleggend voor Carach Angren, met een hoofdrol voor horroreske strijkers, apocalyptische, Akhlys-achtige synths en Gabe Seebers bijna mechanische, strakke drumwerk. Dit is een duistere nachtmerrie op muziek gezet, een doodsmachine die onverbiddelijk over je heen walst: hoogst indrukwekkend! Ik Kom Uit Het Graf vertelt het verhaal van een slachtoffer van Kariba dat uit de dood opstaat om wraak te nemen op haar. De boosheid is duidelijk af te lezen van de bewoordingen in de tekst en zwelt naar het einde toe ook nog aan. Seregor heeft geprobeerd om de razende woede van een bedrogen en vermoorde minnaar zo accuraat mogelijk te verwoorden, maar gaat daar mijns inziens net iets te ver in, door deze sentimenten helemaal op de spits te drijven en daarvoor tekstuele extremen op te zoeken. Ik snap gezien de context ergens de gemaakte keuzes wel, maar het gevolg hiervan is dat elke vorm van balans of finesse in de teksten helemaal ontbreekt. Dit resulteert uiteindelijk in een woordenspel dat niet helemaal kan overtuigen, een woordgebruik dat te sterk aanleunt bij spreektaal en een overmatig gebruik van onnodig vulgaire taal. De verkrachtingsscene aan het einde is daarom nog net iets meer schokerend en ik geef grif toe dat het taalgebruik daar zeker toe bijdraagt. Ik maak hierbij trouwens wel de kanttekening dat ik dit in het Engels mogelijks veel makkelijker had laten passeren, temeer omdat Seregors stemtypische kenmerken (zijn Limburgse tongval en zijn kenmerkende huig-r) in de verhalende vorm van het Nederlands die hij hier hanteert veel duidelijker tot uiting komen.

Misschien moet ik hieruit concluderen dat ik te traditioneel aan het worden ben in mijn luistergedrag, althans wat betreft de teksten. Als dat zo is, dan komt Venomous 1666 helemaal als geroepen, want dit nummer kruist echt wel alle conventionele symfonische blackmetalvakjes aan. Niet enkel in de teksten, weliswaar. Venomous 1666 brengt ons terug naar de hoogdagen van Dimmu Borgir (of recenter werk van The Bishop of Hexen bijvoorbeeld) en overtuigt helemaal dankzij zijn vol, pompeus geluid, zijn filmisch-symfonisch bombast en zijn gemene, vlijmscherpe riffs. Dit nummer is een vat vol energie dat onmiddellijk en met epische intenties openbarst en die energie vier en een halve minuut lang weet vast te houden. Het is heerlijk om je helemaal te laten verzwelgen door deze wervelstorm, maar uiteraard weet Carach Angren ook op de juiste momenten passende accenten te leggen, waardoor het doorlopend een boeiend luisterstuk blijft. Venomous 1666 vergast ons namelijk op bakken vol sfeer en een verrukkelijk mooie vioolsolo. Seregor gebruikt zijn stem hier net iets anders, waardoor de (opnieuw gedeeltelijk in het Nederlands gebrachte) vocalen veel meer weten te overtuigen dan op Ik Kom Uit Het Graf. De andere kant van de medaille is wel dat het verhalende element wat minder prominent aanwezig is. Noem me conventioneel of ouderwets, maar ik vind dit met voorsprong het beste nummer op deze EP.

U merkt het al aan de lengte van deze review: er valt heel wat te vertellen over de twintig minuten aan nieuwe muziek die Carach Angren in The Cult of Kariba heeft gestoken. Als ik mijn persoonlijke bedenkingen over de tekst en vocale prestaties van Ik Kom Uit Het Graf even opzij, zet kan ik enkel concluderen dat deze EP een essentiële toevoeging is aan de discografie van Nederland’s horrorblacktrots. De band levert opnieuw de kwaliteit af die we ervan gewend zijn en blijft heel herkenbaar in zijn stijl, concept en aanpak, maar blijft ook zijn eigen grenzen vooruitduwen en doet dat opnieuw met verve. Er zitten weer enkele regelrechte klassiekers tussen en op een plaatje van slechts vijf nummers (inclusief de intro dan nog) is dat toch weer veelzeggend. Meest geslaagde albumhoes van het jaar trouwens!

Label:

Season of Mist, 2025

Tracklisting:

  1. A Malevolent Force Stirs
  2. Draw Blood
  3. The Resurrection of Kariba
  4. Ik Kom Uit Het Graf
  5. Venomous 1666

Line-up:

  • Ardek – Compositie, orkestratie, keyboards, stem (backing)
  • Seregor – Stem
  • Patrick Damiani – Gitaar, basgitaar (sessie)
  • Gabe Seeber – Drums (sessie)

Links: