Moet de kunst weer ondergronds? Afgelopen zomer stond er op de Berlijn Biënnale in Berlijn een olifant in de kamer. Een gigantische bruine, geblakerde, briesende olifant, om precies te zijn. De Berlijn Biënnale, dit was de dertiende editie, kent een lange traditie van het tonen van kunst die zich engageert met de maatschappij en de wereld om ons heen. Zo ook dit keer: het ging onder andere over politieke gevangenen in Myanmar (Htein Lin), over kolonialisme in Grenada (Steve McQueen), het neerslaan van de opstand op het Tiananmenplein (Han Bing), de Arabische Lente (Huda Lutfi) en de huidige oorlog in Soedan (Elshafe Mukhtar). Maar er was geen enkel, echt geen enkel, werk over de genocide in Palestina. Over 7 oktober. Over de massale uithongering van de Palestijnen, over de angst onder de Israëlische bevolking, over het aanhoudende kolonialisme op de Westelijke Jordaanoever, over de vele, vele, vele onnodige doden. Alsof de hele wereld in brand staat, behalve Gaza. De tentoonstelling is een grote parade van engagement en betrokkenheid, maar op dit punt is er stilte. Olifant. Ongemak, groot ongemak.

‘Walking the Cabbage in Berlin’ van Kashmiri Cabbage Walker en Han Bing in het KW Institute for Contemporary Art op de Berlijn Biënnale
Zoom in
Antisemitismewetgeving
Natuurlijk, geen misverstand: tentoonstellingsmakers hebben het volste recht om géén aandacht aan een onderwerp te besteden. Maar hier was het wel erg duidelijk dat die stilte vooral werd veroorzaakt door het uiterst complexe en ongemakkelijke discours waarin Duitsland sinds 7 oktober 2023 is beland. Door de beladen oorlogsgeschiedenis en de Duitse antisemitismewetgeving was het altijd al lastig om in Duitsland voor de Palestijnen op te komen, maar sinds 7 oktober 2023 wordt door de overheid, maar ook door brede groepen van de bevolking elke vorm van sympathiebetuiging aan de Palestijnen én elke vorm van kritiek op Israël als antisemitisme en als steun aan terrorisme beschouwd – wat in principe strafbaar is. Dat leidde, op zijn beurt, tot een pijnlijke censuur-spiraal: niet alleen durven mensen, wetenschappers, publieke figuren zich niet of nauwelijks meer tegen Israël of voor de Palestijnen uit te spreken, zelfs het gebruik van de Arabische taal of het dragen van een keffiyeh op demonstraties (vooral voor mensen met een ‘Arabisch uiterlijk’) is in Duitsland al aanleiding om te kunnen worden gearresteerd. En ook fijn: mensen, kunstenaars, worden actief vervolgd voor uitspraken of steunbetuigingen in het verleden. Zo werd vorig jaar van de Mexicaanse kunstenaar Frieda Toranzo Jaeger een beurs en een tentoonstelling in het Duitse Düren ingetrokken omdat ze in 2023 een manifest had ondertekend van Strike Germany, een organisatie die op dat moment opriep tot een boycot van ‘volgzame’ Duitse instituten – haar ‘misdaad’ werd nota bene bij de organisatie aangegeven door een Duitse kunstjournalist die op sociale media actief op zoek ging naar ‘foute’ kunstenaars.
Dat is het klimaat waarin de Duitse kunstwereld nu terecht is gekomen: een sfeer van angst en achterdocht en van wantrouwen – en in die zin is het niet verwonderlijk dat de curatoren van de Berlijn Biënnale voorzichtig zijn. Hun situatie is eigenlijk onmogelijk: spreken ze zich uit dan lopen ze het risico dat hun tentoonstelling wordt ingeperkt of afgelast en ze hun financiering kwijtraken. Zeggen ze niks, dan wordt ze lafheid verweten en worden ze verdoemd door Israël-critici – de overgrote meerderheid van de kunstwereld. Dat begint zich ook al over de toekomst uit te strekken: nu, twee jaar voor de opening, is er op internet al een heftige discussie gaande over de vraag of je wel of niet betrokken moet willen zijn bij de aankomende Documenta, omdat de organisatie heeft aangegeven zich óók aan de Duitse antisemitisme-wet te gaan houden. Het stoppen met de hele Documenta wordt al serieus besproken.
Daar sta je dan, met je vrijheid van de kunst.

Bezoekers kijken naar het schilderij ‘Trans Forming Liberty’ van Amy Sherald in het Whitney Museum of American Art in New York
Zoom in
Onpatriottisch
En het komt dichterbij. Want het gebeurt niet alleen in Duitsland. In veel landen wordt de vrijheid van meningsuiting en die van de kunst steeds verder beperkt. Dat kan variëren van het strafbaar stellen van steunbetuigingen aan de Palestijnen (Engeland) of het tonen van lhbti’ers op foto’s (waarvoor in Hongarije een museumdirecteur is ontslagen), vaak met het argument dat het ‘onpatriottisch’ is. In de Verenigde Staten zaait de overheid, sinds Trump, zoveel onrust in de kunstwereld dat het ook leidt tot zelfcensuur: kunstinstellingen, en in het bijzonder hun besturen, vaak afkomstig uit de politiek en het bedrijfsleven, worden voorzichtig, gaan zich indekken, schrappen, schaven en inperken om de kritiek, de socialemediahaat en de korting op de financiering vóór te zijn. Neem de grote, reizende tentoonstelling van de Amerikaanse kunstenaar Amy Sherald (bekend van haar Michelle Obama-portret): toen de secretaris van het Smithsonian in Washington , waar de tentoonstelling deze maand in de Smithsonian National Portrait Gallery zou openen, erachter kwam dat Sheralds schilderij Trans Forming Liberty, een portret van het Vrijheidsbeeld als transvrouw, ook in ‘zijn’ museum te zien zou zijn, stelde hij voor het te vervangen door een video waarin te zien zou zijn hoe mensen op het schilderij reageerden. Daarop cancelde Sherald haar eigen tentoonstelling.
Dat dit allemaal gebeurt in landen (de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland) waarmee Nederland sterke culturele verwantschap heeft, zou ons héél alert moeten maken. Maar het lijkt wel of we in Nederland verdoofd zijn door de welvaart en de vrijheid die al tachtig jaar over ons zijn uitgestort – en die zo vanzelfsprekend en zelfs gerechtvaardigd lijken dat veel mensen nauwelijks kunnen geloven dat er echt iets mis zou kunnen gaan. Neem het door minister Van Weel van Justitie ingediende wetsvoorstel dat het ‘verheerlijken van terrorisme’ strafbaar wil stellen. Dat klinkt heel nobel, want wie is er nu voor terrorisme, maar het gevaar van zo’n wet is natuurlijk dat er, op de grens, op het snijvlak van ‘terrorisme’, kunst en vrijheid, zowel in de kunst als in het openbare debat, zelfcensuur gaat ontstaan. Zie Engeland, zie Duitsland. Kun je straks, met die wet, in een toneelstuk nog een fanatieke Hamas-aanhanger opvoeren? Mag je tijdens een concert „Death to the IDF” schreeuwen – zoals Bob Vylan? Mag je op een schilderij Palestijnen laten zien die tegen Israël vechten? In hoeverre associeer je je met Hamas met een Palestijnse vlag? Het lijkt allemaal ver weg en on-Nederlands, maar dat dachten ze in Duitsland en Engeland en de Verenigde Staten ook, en kijk waar ze nu staan – de Duitse kunstwereld is in de ban van zelfcensuur en in Engeland worden nog steeds mensen opgepakt omdat ze een bord omhoog houden met de tekst ‘I oppose genocide. I support Palestine Action’ (een in Engeland verboden ‘terroristische organisatie’).’ Wat als je die tekst nu op een schilderij zet? Scandeert in een toneelstuk? Of door een kunstenaar op de buitenmuur van een museum laat hangen?

Bezoeker in het werk ‘Looking for Mukamusaba – An Experimental Opera’ van Anawana Haloba in het KW Institute for Contemporary Art op de Berlijn Biënnale
Zoom in
Dubbelzinnigheid
Op de Berlijn Biënnale werd echter duidelijk dat het daar niet ophoudt. Daar werd namelijk een tactiek geïntroduceerd die op pijnlijke wijze doet denken aan de artistieke strategie die kunstenaars in autoritaire regimes al heel lang gebruiken in het streven een laatste restje artistieke vrijheid te waarborgen: die van de politieke symboliek en de meerduidigheid. We kennen het uit China en Rusland en sommige Arabische landen: een rijke, complexe traditie van kunst die, mede om overheidscensuur te ontlopen, op zo’n manier speelt met dubbelzinnigheid en symboliek dat er bij letterlijke interpretatie weinig tot niets lijkt te worden gezegd over actuele politiek of machthebbers, terwijl de goede verstaander de kritische boodschap heel goed begrijpt. Precies wat er in Berlijn gebeurde, alleen moest je dat, nou ja, even doorhebben – want op die anti-autoritaire manier kijken naar kunst zijn we in het Westen al heel lang niet meer niet gewend.
Maar de hints waren er wel degelijk. Het begon er al mee dat een terugkerend thema in de Biënnale ‘humor’ was (zo buitengewoon ongemakkelijk in deze dagen dat het je aan het denken zou moeten zetten). Een tweede hoofdthema, letterlijk zo benoemd, was het idee van ‘foxing’, een woord dat zoiets betekent als ‘ergens tussendoor glippen’. Dat was precies wat er gebeurde. Het eerste werk in KW Institute for Contemporary Art, de hoofdlocatie, was een foto die Armin Linke had gemaakt van Anton von Werners schilderij Der Berliner Kongreß 1878 (1881). Dat laat zien hoe op dit congres onder meer Oostenrijk-Hongarije, Rusland en Groot-Brittannië grote beslissingen nemen over de Balkan zonder dit gebied daar zelf bij te betrekken – wat mede zou leiden tot de Eerste Wereldoorlog. Er zijn verwijzingen naar Dada (de stroming die honderd jaar geleden bij uitstek de macht wilde ondergraven) en een kunstenaar als John Heartfield, die in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw in zijn collages het toenmalige Duitse regime wél hard en direct bekritiseerde. En werden de overvloedige verwijzingen naar zo ongeveer elke politieke misstand op de wereld behalve Gaza op deze manier niet een soort ‘rondje om de olifant’?
Uiteindelijk kwam alles bij elkaar bij een van de kernwerken van de Biënnale (opvallend ver weggestopt in een donker hoekje op de verst weggelegen locatie): Simon Wachsmuths film From Heaven High (2025), waarin, onder andere, een Duitse rechter een varken ondervraagt. Hiermee verwijst Wachsmuth niet alleen naar Dada en naar Heartfield, maar ook naar allerlei ongemakkelijke, verboden, beladen termen en uitspraken. Als de rechter bijvoorbeeld aan het varken vraagt waar hij vandaan komt antwoordt de laatste: „from the river, over the mountain, to the sea” – Wachsmuth zoekt de grenzen overduidelijk op. Tegelijk duiken in de tentoonstelling overal vossen op, bijvoorbeeld in een korte, kale tekst van Daniel Gustav Cramer, die beschrijft hoe hij er een door de straten van Berlijn ziet sluipen. Hij is ook de enige die hem ziet.
De olifant, kortom, is hier een vos geworden.
L’art pour l’art
Maar is dit nu de kant die we met de kunst op moeten willen? Het rare was: aan de ene kant heerste er op de Berlijn Biënnale een curieus gevoel van veiligheid, van het deel uitmaken van een besloten, veilige club, die gezamenlijk codes kraakt. Het leek de l’art pour l’art-tijd wel: lekker onder elkaar, kunst als veilige haven, met nu zelfs een tegenstander waartegen je je kunt afzetten om de onderlinge verbondenheid te versterken. Maar er was ook verlies, veel verlies. Moet kunst in het Westen zich onder de dreiging van censuur dan echt weer terugtrekken uit de aandacht en vanuit de schuttersputten kritiek, ondergraving op de wereld afvuren, precies zoals kunstenaars, variërend van Heartfield en Georg Grosz tot Ai Weiwei, David Hammons, Emily Jacir en Huda Lutfi dat deden en doen? In het bloody vrije Westen, zelfverklaard baken van verlichting en vooruitgang? Wat betekent kunst nog als ze haar vrijheid verliest?
Uiteindelijk is die ontwikkeling in Nederland alleen te keren als we ons ervan bewust worden dat dit echt is. Dat het heel dichtbij komt. En hoeveel er op het spel staat. Alle reden om er hier, in Nederland, met de verkiezingen in aantocht, héél goed van doordrongen te zijn dat mensen moeten kunnen zwijgen als ze dat willen, maar dat we de grenzen van de wet ook zo ruim houden dat zowel de vrijheid van meningsuiting als de artistieke vrijheid maximaal worden gewaarborgd. Die vrijheid zou ieder individu, maar vooral elke politicus, met diepe hartstocht moeten willen verdedigen.
Wereldkunst
In de serie ‘Wereldkunst’ schrijft kunstcriticus Hans den Hartog Jager maandelijks over kunst die hem opvalt. Lees meer afleveringen van Wereldkunst.
Delen
Mail de redactie