Dag Matthias, hoe ben je schrijver geworden?

Matthias Boonen: “Ik heb altijd veel gelezen. En ik ben veel voorgelezen geweest. In het tweede middelbaar was er een leerkracht Nederlands die merkte dat ik veel en graag las. Zij stelde voor om onderdeel van de kinderjury te gaan uitmaken. We moesten dan tien boeken lezen en beoordelen. ’Elfenblauw’ van Johan Vandevelde was één van die boeken. Daar was ik door weggeblazen. Ik ontmoette hem op de Boekenbeurs, waar de prijsuitreiking was. Hij vertelde enorm gepassioneerd over schrijven. Dankzij hem ben ik begonnen aan een kinderboek. Toch heeft het schrijven nog vijf jaar op een laag pitje gestaan. Pas toen ik met de nationale ploeg op stage was, ben ik in het vliegtuig opnieuw beginnen schrijven. Daar heb ik het hoofdpersonage van mijn eerste boekenreeks ontdekt. Sindsdien ben ik eigenlijk niet meer gestopt. Al heeft corona zeker geholpen. Je mocht niks doen en ik had net mijn hoofdpersonage gevonden. Toen heb ik veel geschreven.”

Maar je bent dus per toeval bij een fantasy-thriller uitgekomen?

“Eigenlijk wel ja. Ik dacht eerst dat ik voor volwassenen aan het schrijven was. Maar de baas van de Boekenbeurs zei me dat hij het Young Adult vond, voor jongeren vanaf 12 jaar. Ik twijfelde, want er komen toch ook moorden en demonen in voor… Dus kwam het boek zowel bij de Young Adults als bij de volwassenen te liggen daar. En al snel bleek dat mijn boeken bij de jongeren veel beter verkochten.”

Hou je daar nu rekening mee als je aan het schrijven bent?

(Resoluut) “Absoluut niet! Ik schrijf wat ik wil schrijven. En dan kijk ik later wel voor wie het boek geschikt is.”

Fantasy zit alleszins in de lift.

“Ja, het genre boomt echt. En ik begrijp dat wel. Je hoort alleen maar slecht nieuws en dan wil je als lezer even kunnen ontsnappen, weg van de realiteit. En ik maak me geen illusies, ik schrijf ook echt ontspanning, geen pure literatuur. Al zit er zeker een meerwaarde in voor de mensen die haar willen zoeken. Met thema’s als opgroeien als kind en volwassen worden met alle dingen die rondom je gebeuren zoals de dood en beperkingen…”

Hoeveel inspiratie haal je voor zo’n thema’s uit de actualiteit en uit je eigen omgeving?

“Dat sluipt er altijd in. Zo ben ik nu bijvoorbeeld een slechterik aan het creëren voor mijn volgende boek. Dan kan je wel inspiratie vinden bij de dictators in de wereld. En elke schrijver baseert zich op mensen die hij kent en thema’s die hij belangrijk vindt. In mijn verhaal zit er bijvoorbeeld een persoon in een rolstoel. Niet omdat ik dat absoluut wou, maar omdat het paste. Het ligt dicht bij mij natuurlijk. En ik heb ook mensen als Peter Genyn (bekende rolstoelracer, nvdr.) leren kennen. Dat werkt inspirerend. Al vergroot je altijd karaktereigenschappen uit. Maar ook grappige stoten die mensen uithalen hebben kans om in mijn boeken te belanden. Of opvallende uitspraken.”

Hoe levensecht worden je personages? Heb je bijvoorbeeld moeite om afscheid te nemen als je iemand dood laat gaan?

“Nee! Zo’n hoofdstukken vind ik fantastisch om te schrijven. (lacht) Daar ben ik dagen vooraf al mee bezig omdat ik het zo spannend vind. Het moment dat ik het schrijf, voel ik het ook echt. Ik voel de walging als het bloederig wordt. Het schrijven gaat dan bizar genoeg ook vlotter. Dan wil ik doorschrijven. Ik zoek die donkere hoofdstukken blijkbaar graag op. Als schrijver kan je je verplaatsen in andere personen en in elke persoon zit iets donkers, daar ben ik van overtuigd. Iedereen heeft zijn eigen demonen.”

Let je dan toch niet op je taalgebruik? Er lezen kinderen mee…

“Kinderen zijn meer met thema’s als de dood bezig dan je zou denken. Ze weten meer dan je denkt. Ze zullen het misschien anders benoemen, ‘gaan slapen’ bijvoorbeeld, maar ze beseffen alles.”

Hoe staat het met de algemene interesse van die kinderen voor boeken?

“Je hoort wel eens: kinderen lezen niet meer. Ik zie op de boekenbeurzen nochtans veel kinderen hoor. Al heb ik wel de indruk dat het op school iets minder gestimuleerd wordt. Helaas. Maar ik ben er zeker van dat er voor iedereen genres of specifieke boeken bestaan die je graag leest. Als je niet graag leest, heb je die gewoon nog niet ontdekt. Ik zou het fantastisch vinden als er door mij mensen beginnen lezen. Dat vind ik een fenomenaal compliment. Maar ik zal net zo goed andere schrijvers aanraden als mijn verhalen iemand niet liggen. We moeten aan één touw trekken, auteurs en uitgevers. We zijn te veel bezig met hokjes maken en onze eigen boeken te pushen. Dat zal je mij niet zien doen. We zijn ook geen concurrenten van elkaar, iedereen schrijft op zijn eigen manier met zijn eigen specifieke schrijfstijl.”

Naast auteur ben je ook G-sporter. De prognoses bij je geboorte voorspelden nochtans heel wat anders…

“Klopt, ik ben te vroeg geboren omdat mijn mama ziek werd. Maar de bevalling ging moeizaam en duurde lang, zo’n 36 uur. Ik had zuurstoftekort en gelukkig heeft een kinderarts mij meteen zuurstof gegeven en stuurde hij mij naar Leuven. Ze doen dan allerlei testen en ik scoorde amper 1 op 10. Ik zou later niet kunnen wandelen, niet kunnen zien, niet kunnen praten,… Mijn ouders hebben toen de keuze gemaakt: we gaan er toch het beste van maken. Ik denk vaak dat ik van allebei hun koppigheid heb meegekregen.” (glimlacht)

Hoe ben je dan G-sporter geworden?

“Omwille van mijn beperking moest ik veel bewegen. En ik mocht van mijn ouders doen wat ik wou. Ik heb paardgereden toen ik klein was en ik mocht zelfs gevechtsport doen. Mijn vader was toen zelf nog een heel actieve sporter, o.a. een vijfkamper. Toen ik 14 jaar was, begon ik met hem mee te lopen en hij zag wel dat ik aanleg had. Hij maakte dan schema’s op en ik begon bijvoorbeeld al eens een stratenloop te doen. Op een bepaald moment zag ik Usain Bolt bezig op televisie en dat vond ik fenomenaal. Maar een sprint is heel wat anders dan af en toe het blokje om lopen. Ik kwam uiteindelijk bij een atletiekclub in Herentals terecht en daarna bij een club in Tessenderlo. Intussen had mijn vader voor extra begeleiding gezorgd, met o.a. trainers, een dokter en een psycholoog. Omdat ik slecht zie, bleek ik in aanmerking te komen voor G-sport. Ik liet alle papieren in orde maken en liep een eerste BK op de 5 kilometer. Ik werd meteen par hazard kampioen. Net op een moment dat ze bij de nationale ploeg nieuwe talenten zochten. Het was sowieso de gewoonte dat de Belgisch Kampioen mee naar internationale tornooien mocht. Zo ben ik erin gerold. In 2016 liep ik het EK in Italië en haalde ik brons. Sindsdien ben ik eigenlijk een vaste waarde geworden.”

Wat zijn je favoriete afstanden?

“Eerst dus de 5 kilometer. Maar omdat ik uitval heb aan mijn linkerkant in mijn armen en benen, werd al snel duidelijk dat die afstand niet ideaal zou blijven. Ik begon vanaf mijn 22ste ook echt pijn te krijgen, vooral in mijn benen. En dus veranderde ik van klasse binnen de G-sport. Daar was de 1.500 meter de maximale afstand. Ik ben me dan voornamelijk op de 1.500 en de 800 meter gaan toeleggen.”

Tot clusterhoofdpijnen roet in het eten begonnen te gooien.

“Inderdaad, dat was echt miserie. Mensen vergeten wel eens dat wij ons lichaam even zwaar belasten als andere topsporters, maar dat we meer energie nodig hebben voor alles. Zelfs kijken vergt voor mij al energie. En dus heb je sneller pijn. En ik ben zo’n koppigaard die dan toch doordoet. (glimlacht) Maar op den duur werd de hoofdpijn zo erg dat ik geen inspanningen meer kon doen zonder nadien in elkaar te zakken. Toen zijn we de ‘hoofdpijnspecialisten’ beginnen afgaan. ‘Lopen is gedaan voor jou’, zeiden die dokters. Terwijl ik net mijn weg gevonden had en goede resultaten met de nationale ploeg kon voorleggen. En dus bleef ik trainen. Om naar de Paralympische Spelen in Tokio te mogen, moest ik op een bepaald moment naar het EK gaan. Ik wist dat ik daar niks kon gaan doen, maar ik ging toch, tegen beter weten in. Ik liep een verschrikkelijke tijd en verging van de pijn. Ik heb daar lang van moeten recupereren. Maar geen enkele dokter kon me dus helpen. Het was op dat moment zo erg geworden dat ik de papieren al in orde aan het maken was voor als het nog erger zou worden… Tot ik in 2023 via de kinesist van Stig Broeckx een Amerikaanse professor leerde kennen, Joel Schaeffer. Die man werkte met magneten en zo, ik geloofde er allemaal niks van. Maar ik ging bij hem langs en was ook telkens behoorlijk ziek na elke sessie. Na drie keer kon ik terug pijnvrij wandelen. Ik kon opnieuw joggen en de pijn die ik kreeg van inspanningen, ebde zowaar terug weg. Dankzij hem begin ik nu terug op niveau te komen en hoop ik terug te keren in het circuit.”

Het is ook een verhaal van koppigheid en onverzettelijkheid, lijkt mij.

(Knikt) “Ik beslis wanneer ik stop. Niet één of andere dokter en niet mijn lijf. Ik hoor al heel mijn leven: dat ga je niet kunnen. Ik heb de reflex ontwikkeld om dan te zeggen: dat zullen we nog wel eens zien. Al is dat wellicht niet altijd verstandig, dat besef ik ook. (lacht) Maar een lichaam kan ongelooflijk veel aan. Het volgende doel is om terug pijnvrij te kunnen hardlopen. Mijn andere doelen laat ik aan mijn trainer over, al hoop ik stiekem om nog dit seizoen, voor eind oktober dus, een wedstrijd te kunnen lopen.”

Hoe anders is jouw leven ten opzichte van anderen?

“Helemaal anders. Als puber was mijn leven bijvoorbeeld niet evident. Ik zag iedereen dingen doen die ik niet kon en daar had ik het moeilijk mee. Maar ik heb geleerd om positief te blijven. Ook al zijn er dingen die ik nooit zal kunnen. Autorijden gaat nooit lukken, maar ach, binnenkort zijn er volledig zelfrijdende auto’s. Maar veel dingen die voor anderen vanzelfsprekend zijn vergen voor mij veel gedoe. Daar bots ik regelmatig op. Maar ik weet bijvoorbeeld niet wat het is om goed te kunnen zien. Ik denk dat het nog erger is als je je zicht verliest. Links zie ik voor 10%, licht en donker dus, en rechts zo’n 40%. Ik ga al eens graag naar de cinema en hou van horrorfilms. Maar kijken kost energie en moeite. Veters strikken en een hemd dichtdoen duurt lang voor mij. En mijn boeken typ ik met één vinger terwijl ik boven mijn toetsenbord hang. Dat neemt allemaal veel tijd in beslag.”

Hoe belangrijk is het mentale aspect voor jou?

“Ik denk dat iedereen met een beperking enorm sterk is in zijn hoofd. Dat moet misschien ook wel. Bij de nationale ploeg merk je dat ook. Wij zullen altijd sneller een nee krijgen en moeten er harder voor werken. Maar ik ga niet klagen. Ik kan alles eten, geraak zelf uit mijn bed en ik kan nog veel doen. Medelijden, dat hoeft niet hoor. En je wordt er creatiever door. Je bedenkt oplossingen voor problemen waar anderen niet eens aan denken. Ik geef bijvoorbeeld ook training aan een valide atlete en daar geniet ik echt van. Kijk, ik heb altijd liever gehad dat iemand mij pusht dan dat ik gepamperd word. In plaats van een bureaujob te doen, ging ik dierenzorg studeren. Maar met mijn beperkt zicht en mijn minder krachtige linkerarm was dat eigenlijk geen geweldig idee. Maar goed, soms moet je tegen de muur lopen. Want stoppen met dromen, dat mag je nooit doen. Dat doen we te veel in onze maatschappij. Door het onmogelijke na te streven, gebeuren er leuke dingen. Vroeger zeiden ze ook: naar de maan gaan, ben je zot? Als je niet probeert, weet je het niet. Dat vind ik een fijne boodschap.”

MEER INFO

Het derde boek van Matthias ‘De Vijf Munten – Een Doodsrozenverhaal’ is vanaf half oktober verkrijgbaar. Je vindt Matthias op de Kempense Boekenbeurs in Lichtaart (op zondag 30 november) en hij signeert ook elke dag op Boektopia in Kortrijk (van 25 oktober tot 2 november).