Wij gereformeerden hebben de wereld wijs gemaakt dat kunst leeg en rein en verstild dient te zijn. Less is more. Dat schept ruimte om onze eigen weg tot de Heere te vinden.

Kostuumdrama

Frankenstein. Regie: Guillermo del Toro. Met: Oscar Isaac, Jacob Eldordi, Mia Goth, Christoph Waltz. Lengte: 149 minuten. Vanaf 23 oktober in de bioscoop, vanaf 7 november op Netflix.

Dat is niet wat de Mexicaanse filmmaker Guillermo del Toro bezielt. Hem inspireert de katholieke horror van martelaar en bidprentje waarmee zijn vrome oma hem als jochie bang maakte, vertelde hij me ooit. Del Toro is van de barok, van diep verzadigde kleuren, werveling, clair-obscur en gezichtsbedrog. Zijn sublieme composities zijn – als barokke kunst – vaak voorzien van bijschriften om het nog eens uit te leggen.  Want barok wil je niet zozeer aan het denken zetten maar je overdonderen en zo ontvankelijk maken voor de boodschap: katholicisme of – bij Del Toro – humanisme.  

Frankenstein is zijn Sint Pietersbasiliek, zijn apotheose. Het is een operateske koortsdroom, voortdurend in beweging, overvol en overrijp, met schmierend, heftig acteren en een camera die zoomt en glijdt en wervelt door een beeldschoon 19de-eeuws plaatjesboek. Dat echt tot leven komt, want Del Toro’s grote emoties zijn oprecht.

Guillermo del Toro brak in 2004 door met de tegendraadse superheldenfilm Hellboy en antifa-fantasmagoria Pan’s Labyrinth (2006). Hij won een Gouden Leeuw en vier Oscars met The Shape of Water (2017). Bij hem zijn monsters altijd verschoppelingen, gekrenkt en vernederd door potentaten en fascisten, getroost door empathische vrouwen. Geen wonder dat Frankenstein al heel lang op Del Toro’s verlanglijstje staat – diens ‘monster’  is van oorsprong geen zombie maar een in getraumatiseerde outcast en Byroneske loner.

Del Toro’s komt met een vrij getrouwe filmadaptatie van de bestseller die Mary Shelley in 1820 voltooide in Bath. Shelleys romanstructuur houdt hij in grote lijnen overeind, met de finale als begin: een in pakijs vastgelopen schip vindt Victor Frankenstein, zwaar gewond van de jacht op zijn onverwoestbare ‘monster’ dat niet kan sterven, ook al wil hij dat best. Zo begint het verhaal, eerst verteld door de schepper, dan door zijn creatuur.

Oedipale drift

Frankenstein (Oscar Isaac) staat bij Del Toro niet voor kille wetenschap die voor God speelt.  Die 20ste eeuwse preoccupatie legt Del Toro juist bepruikte reactionairen van Victor Frankenstein in de mond tijdens een onsmakelijke demonstatie van zijn methode. Hij is een koortsige romanticus; zijn grote idee om via elektriciteit leven te blazen in dood weefsel maskeert – zoals alle grote ideeën – troebele motieven, weet Elizabeth (Mia Goth), de felbegeerde verloofde van Victors zachtaardige broer William.

Frankenstein schuwt de mythologische en Bijbelse symboliek niet: Elizabeth steekt op zeker moment haar vinger in de stigmata van de lijdende zoon, het monster. Dat past naadloos in dit verhaal van giftig vaderschap en de oedipale drift. Victor Frankenstein is het product van een liefdeloze, strikte vader; hij wil zijn moeder redden en zijn vader verslaan. En zoals zijn vader hem niet zag, zo is Victor blind voor het behoeftige,  intelligente creatuur dat hij ketent, minacht en straft. Zo schept hij een monster naar zijn eigen aangezicht, dat alleen troost vindt bij een moederfiguur: ‘love interest’ Elizabeth – en later een blinde opa.

Het is van heel dik hout zaagt men planken, en dat heb je ook nodig om zo’n magistraal gepolitoerd filmkathedraal te bouwen als Del Toro doet met Frankenstein. Niet zozeer discreet of smaakvol, wel meeslepend en bedwelmend, zeker als je uit een land van witte kerk en klare lijn komt. 

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.