AFPPalstijnse kinderen krijgen eten bij in vluchtelingenkamp Nuseirat

NOS Nieuws•gisteren, 20:51

Israël is verplicht om VN-hulpverlening in de Palestijnse Gebieden toe te laten en mag die niet tegenhouden. Dat is de conclusie van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) in een advies over de kwestie.

De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties had het VN-hof gevraagd om zich over de kwestie uit te spreken, nadat Israël het VN-organisatie UNRWA had verboden om nog langer actief te zijn in de Palestijnse Gebieden.

Israël voerde als reden aan dat UNRWA-medewerkers betrokken zouden zijn geweest bij de terreuraanval van Hamas op 7 oktober 2023.

Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken heeft fel gereageerd op de uitspraak. Israël beschuldigt het VN-hof van een “politieke poging om onder het mom van het internationaal recht politieke maatregelen aan Israël op te leggen”. Het ministerie houdt vol dat er meer dan 1400 Hamas-leden werkzaam zijn voor UNRWA.

Verdrag van Genève

Deze beschuldiging van Israël acht het hof niet voldoende onderbouwd. Het hof wijst op het ontslag van negen UNRWA-medewerkers. Zij werden na onafhankelijk onderzoek ontslagen vanwege mogelijke betrokkenheid bij Hamas. Er is geen bewijs voor de beschuldiging dat UNRWA als geheel geïnfiltreerd is door Hamas of dat een significant aantal medewerkers bij Hamas horen, zegt het hof.

Israël beschouwt UNRWA niet als onpartijdig en zegt dat de organisatie daarom niet valt onder artikel 59 van de Vierde Geneefse Conventie. Dat verdrag, over de bescherming van burgers in oorlogstijd, verplicht een bezettende macht om organisaties of landen humanitaire hulpleveringen te laten doen als een deel of de gehele bevolking van een bezet gebied te weinig voedsel en andere essentiële goederen heeft.

Maar volgens het hof is het niet aan de bezetter of hulporganisatie zelf om te bepalen of een organisatie onpartijdig is.

Maandenlange blokkade

Hoe dan ook mag een bezettende macht in geen enkel geval de toevoer van humanitaire hulp aan de lokale bevolking hinderen, benadrukt het hof. “Elke grootschalige omleiding van hulpgoederen is een schending van de Vierde Geneefse Conventie.” De enige uitzondering waaronder een staat tijdelijk humanitaire hulp mag tegenhouden, is als dit in het belang is van de bevolking voor wie de hulp is bedoeld.

Israël kondigde in maart dit jaar aan per direct alle invoer van hulpgoederen naar Gaza te blokkeren, omdat Hamas niet akkoord ging met een voorstel om het staakt-het-vuren te verlengen. Dit had “catastrofale gevolgen” voor de bevolking, concludeert het hof.

Pas in mei stond Israël een minimale hoeveelheid aan hulpgoederen toe. Daarvoor schoof Israël de Gaza Humanitarian Foundation (GHF) naar voren, een nieuwe Amerikaans-Israëlische samenwerking. Volgens Israël was dit om te voorkomen dat goederen in handen van Hamas vielen.

“Een bezettende macht mag nooit veiligheidsredenen opvoeren om het opschorten van alle humanitaire hulpgoederen te rechtvaardigen”, zegt het ICJ hierover. De verplichting van een bezettingsmacht gaat ook om meer dan het simpelweg doorlaten van hulp tot het gebied. Hulpverlening moet gebeuren “op een manier die de waardigheid van de lokale bevolking respecteert en overeenkomt met de humanitaire rechten van de bevolking.”

De werkwijze van de GHF werd door de VN en internationale hulporganisaties zwaar bekritiseerd. Zo waren er slechts vier distributiepunten, die op onregelmatige tijden open waren en soms helemaal gesloten bleven. Het hof benoemt ook dat er volgens VN-organisatie OCHA meer dan 2100 Palestijnen zijn gedood in de buurt van GHF-distributiepunten.

‘UNRWA onvervangbaar’

In principe mag een land zelf kiezen welke hulporganisatie het toestaat in bezet gebied, stelt het hof. Belangrijk is daarbij wel dat het land ervoor zorgt dat de bevolking voldoende hulpgoederen krijgt.

Voor de Gazastrook geldt dat UNRWA niet op korte termijn en zonder grondig overgangsplan kan worden vervangen, zegt het ICJ. UNRWA verleent al sinds 1949 hulp aan Palestijnse vluchtelingen, die bij de oprichting van de staat Israël in 1948 werden verdreven.

“Het bewijs toont aan dat Israël tien weken lang geen vervanging had klaarstaan”, stelt het hof. Daarmee schond Israël het bezettingsrecht.

Al voor de Hamas-aanval op 7 oktober 2023 controleerde Israël alle grenzen over land, zee en in de lucht bij de Gazastrook en na die dag werd die controle alleen maar groter. Volgens het ICJ heeft Israël daardoor meer dan eerder de verplichting om te zorgen dat de Palestijnse bevolking toegang heeft tot hulpgoederen.

Israël heeft al laten weten het advies te negeren. Toch is de niet-bindende uitspraak wel van belang voor hulporganisaties, ook elders in de wereld. Daarnaast heeft het hof het advies getoetst aan regels die wel bindend zijn, ook voor Israël, zoals de Geneefse Conventies.