Sigrid is anno 2025 niets minder dan een waar popfenomeen. De Noorse groeide op in Ålesund, maar ruilde een paar jaar geleden haar veilige thuishaven in voor een leven vol avontuur, optreden en muziek. Haar debuutsingle “Don’t Kill My Vibe” kroonde haar in 2017 al meteen tot een van de spannendste artiesten van het moment en sindsdien krijgen we met de regelmaat van de klok nieuw werk te horen. Aan de basis is er weinig veranderd, want met frisse en aanstekelijke popsongs blijft Sigrid dicht bij zichzelf en toch lijkt ze zichzelf op haar inmiddels derde langspeler opnieuw uit te vinden. De afgelopen maanden maakte ze op onder meer “Fort Knox” en “Two Years” al behoorlijk indruk, maar met There’s Always More That I Could Say toont ze dat ze nog veel meer in haar mars heeft.

Als er een ding is dat meteen opvalt op There’s Always More That I Could Say, dan is het dat Sigrid opvallend volwassener klinkt dan op haar eerdere werk en dat zonder in te boeten aan plezier. Opgroeien hoeft dus niet noodzakelijk gepaard te gaan met alles wat we als saai en serieus ervaren. De Noorse lijkt een perfect recept gevonden te hebben om de thematieken die haar nauw aan het hart liggen om te toveren tot popsongs die zich in geen tijd een weg naar ons hart banen. “I’ll Always Be Your Girl” mag de spits afbijten en mist zijn start allesbehalve. Aan kruiden geen gebrek, want in de vorm van gitaarriffs wordt er stevig met peper gestrooid. De eens zachte pianoballades lijken plots tot een ver verleden te behoren, maar het herkenbare stemgeluid van de Noorse zorgt gelukkig voor de nodige houvast. Het gitaargeweld wordt op het einde plots verbroken door feeërieke klanken die overvloeien in “Jellyfish”, dat eerder al als single verscheen. Daarop worden we meegezogen in een dromerige wereld waar het allemaal net wat speelser en luchtiger mag, iets waar we in de huidige maatschappij steeds vaker naar snakken.

Die dromerige sfeer wordt doorgetrokken op “Do It Again” dat door de ietwat loggere instrumentatie wat meer gewicht in de schaal legt. Toch klinkt het geheel niet zwaar, maar net plezierig en poppy zoals alleen Sigrid dat kan. De zang wordt gaandeweg meer en meer ingebed in het geheel, waardoor het refrein voelt als een golf die plots over ons heel rolt. Prominente baslijnen eisen geleidelijk de aandacht op en monden uit in een indrukwekkende outro die niet alleen getuigt van hoezeer de artieste zich amuseert met het maken van muziek, maar ons tevens aanspoort om de dansvloer te verkennen. Ook “Kiss The Sky” gaat op datzelfde elan verder, maar het is “Two Years” dat ook in de context van het album indruk weet te maken. De gitaren mogen even opgeborgen worden, want de aanpak op de song is een stuk kleinschaliger, maar de impact des te groter. Repetitieve deeltjes sleuren ons mee in een turbulent verhaal waarbij de Noorse het mysterie nog even weet vast te houden.

Een andere kant van zichzelf toont Sigrid ons op “Hush Baby Hurry Slowly”. Het elektronisch getinte liedje heeft een zacht en tegelijk vurig randje. Sensueler dan we ooit van de Noorse hoorden, laat ze ons kennismaken met een dansbaar geheel zonder grootse productie. ‘Don’t wanna ruin it all before we’ve even begun’, klinkt het, waarna de titel van de song als een soort mantra vol tegenstrijdigheden herhaald wordt. De kast der clichés wordt even opengetrokken op het einde wanneer alles plots heel erg vertraagd wordt, maar laat dat net zijn wat in ons hoofd blijft hangen en zo zie je maar dat je soms gewoon een gezonde portie durf nodig hebt om iets te doen wat niet zo gangbaar is.

Waar het algemene tempo op There’s Always More That I Could Say vrij hoog ligt met songs die moeiteloos in elkaar overvloeien, lijkt de rust enigszins terug te keren naarmate we het einde naderen. De titeltrack van de plaat brengt ons terug naar de basis waar de piano en zang centraal staan. Op de achtergrond lijkt het zowaar alsof we een riviertje horen kabbelen of iets horen kraken, wat voor een gemoedelijke sfeer zorgt. Het herkenbare stemgeluid van de Noorse zorgt telkens weer een beetje voor een gevoel van thuiskomen, maar het valt op hoe volwassen het geheel klinkt en zo blijkt alweer dat de tijd niet stil heeft gestaan. Meer zelfs, de minuten razen aan ons voorbij wanneer we plots tot het besef komen dat “Eternal Sunshine” het laatste wapenfeit van deze plaat is. De strijkers zorgen voor een melancholische sfeer terwijl de melodie iets kalms uitstraalt. Het lijkt wel alsof alle puzzelstukjes na een lange weg afgelegd te hebben eindelijk in elkaar vallen. In tegenstelling tot het popgeweld dat we eerder voorgeschoteld kregen, pakt Sigrid hier opvallend lief en zacht uit. ‘I wanna paint you out of the picture / I want eternal sunshine’, klinkt het en als we de Noorse een ding willen toewensen, dan is het wel eeuwig zonlicht.

Zoals de titel al een beetje verklapt, lijkt Sigrid op haar derde langspeler te putten uit een onuitputtelijke bron van inspiratie. Dat resulteert in een relatief compacte verzameling van haar sterkste songs tot op heden. De oprechte, frisse aanpak werkt keer op keer en zonder het wiel opnieuw uit te vinden, brengt de Noorse een album dat telkens weer prikkelt en verbaast. Over stevige gitaren, elektronische klanken en aanstekelijke refreintjes brengt There’s Always More That I Could Say een masterclass in popmuziek voor iedereen die het wil horen.

Fans van de artieste kunnen haar op 8 maart in de Amsterdamse Melkweg en een dag later in de Brusselse Ancienne Belgique aan het werk zien.

Facebook / Instagram / Website / TikTok

Ontdek “Two Years”, ons favoriete nummer van There’s Always More That I Could Say, in onze Plaatje van de Plaat-playlist op Spotify.