We legden jullie vragen voor aan chronobioloog Roelof Hut (Rijksuniversiteit Groningen), die onderzoekt hoe licht invloed kan hebben op de biologische klok van mensen en dieren. Ook spraken we met rechtswetenschapper Niels Hoek, die bij het Europees Universitair Instituut (EUI) onderzoek doet naar beleid en regels voor lichtvervuiling.

1. Waarom zou ik me zorgen moeten maken om lichtvervuiling?

“Op satellietbeelden is duidelijk te zien dat Nederland een van de meest lichtvervuilde landen ter wereld is. Dat heeft te maken met onze hoge bevolkingsdichtheid en met de steden die ’s nachts sterk oplichten”, begint chronobioloog Hut te vertellen. “Daar komt bovenop dat we in Nederland nog steeds méér geld uitgeven aan verlichting, niet minder.”

Zo veel licht in de nacht is niet goed, vandaar dat gesproken wordt over ‘lichtvervuiling’. “Bij het woord ‘vervuiling’ denken we meestal aan chemische stoffen die schadelijk zijn voor milieu en gezondheid. Maar ook licht heeft negatieve effecten op ons en op de natuur”, verklaart Hut.

Bron: Light Pollution MapKaart waarop lichtvervuiling in Europa te zien is. Bron: www.lightpollutionmap.info

Waarom lichtvervuiling zorgwekkend is, legt rechtswetenschapper Hoek verder uit. “Dat zit ‘m in verschillende dingen: lichtvervuiling leidt tot onnodig energieverbruik, dat is zonde. Ook hebben veel diersoorten last van kunstlicht. Je ziet dat hun natuurlijke gedrag wordt verstoord. Daarnaast kan het onze eigen gezondheid schaden, als we te veel licht in de avond tot ons krijgen. En tot slot is het voor ons als mensen ook gewoon een gemis als we de sterren nauwelijks meer kunnen zien.”

“Natuurlijk hebben we licht wel enigszins nodig”, nuanceert hij. “We hoeven niet helemaal van het kunstlicht af, maar we kunnen wel slimmer verlichten, zodat we de negatieve gevolgen beperken.”

2. Waar komt de meeste lichtvervuiling vandaan?

“Lichtvervuiling komt niet door natuurlijk licht, maar door kunstmatig licht. Licht dat door mensen is gemaakt”, verduidelijkt Hut. “Een groot deel van die lichtvervuiling is nutteloos licht dat omhoog schijnt, waar niemand iets aan heeft. Dat noemen we ‘sky glow’: als je in de verte naar een stad kijkt, zie je hoe het licht de onderkant van de wolken beschijnt. Dat licht is voor niemand nuttig.”

Het gaat bij lichtvervuiling meestal om licht buitenshuis, vervolgt de chronobioloog. “Dat licht is vooral afkomstig van verlichting op straat, verlichting van gebouwen in steden en door industriële activiteiten waarbij lampen ’s nachts blijven branden. Denk ook aan kassen, bijvoorbeeld.”

3. Voor mens en dier is het beter als het ’s nachts donker is, waarom?

“De ecologie is verdeeld in dieren die overdag actief zijn en dieren die ’s nachts actief zijn”, vertelt Hut. “Maar als er ’s nachts meer licht is, verstoort dit het evenwicht tussen soorten: roofdieren kunnen bijvoorbeeld beter jagen, waardoor prooidieren minder veilig zijn.”

Daarnaast brengt extra licht de ritmes van dieren in de war, vervolgt hij. “De biologische klok van bijna alle soorten reageert op licht, zodat ze de daglengte kunnen inschatten”, vervolgt Hut. “Extra licht verstoort die inschatting.”

Hut noemt voorbeelden: “Insecten raken gedesoriënteerd: ze worden naar het licht getrokken en kunnen niet goed meer voedsel zoeken of zich voortplanten. Dat is slecht voor de hoeveelheid insecten. Ook trekvogels kunnen gedesoriënteerd raken door licht: ze blijven rond grote steden of boorplatforms hangen in plaats van hun route te vervolgen.”

En ook op mensen heeft dit extra licht een negatieve invloed: “Mensen zijn dagdieren en daardoor in principe ’s nachts minder gevoelig voor licht dan nachtdieren. Maar als we ’s avonds nog veel licht tot ons krijgen, vertraagt dat ook onze biologische klok. Daardoor gaan we later naar bed, maar omdat we vervolgens door de wekker worden gewekt, slapen we te kort. Dat slaaptekort wordt weer in verband gebracht met gezondheidsklachten”, legt de chronobioloog uit.

4. Vaak is veiligheid de reden om plekken te verlichten. Kan dat verlichten inmiddels op een manier die de natuur niet verstoort?

“Het is interessant dat mensen snel roepen om meer verlichting, nadat een onveilige situatie op straat is voorgevallen. Zoals afgelopen zomer, toen een jonge vrouw vermoord werd terwijl ze ’s nachts vanuit Amsterdam naar Abcoude fietste. Het is heel begrijpelijk dat dan geroepen wordt om extra verlichting, maar dat zou de veiligheid niet altijd vergroten”, zegt rechtswetenschapper Hoek.

“Uit verschillende onderzoeken blijkt dat extra en te felle verlichting ook kan leiden tot een groter gevoel van onveiligheid”, vervolgt hij. “Dat komt omdat je grote contrasten krijgt tussen licht en donker. Iemand zou zich kunnen verstoppen achter een felle lichtbron, en een ander ziet diegene dan niet.” Het is dus belangrijk dat we slimmer verlichten, niet dat we per se overal meer verlichten, zegt Hoek.

Maar wat is slim verlichten dan? “Daar zijn allerlei mogelijkheden voor”, zegt chronobioloog Hut. “Je kunt verlichting aanpassen in intensiteit, in kleur en in richting, bijvoorbeeld. Je kunt licht alleen richten op de plekken waar het nodig is”, verduidelijkt hij. “Straatverlichting zou bijvoorbeeld de weg onder de lantaarnpaal moeten verlichten, niet de lucht erboven.”

Ook kun je de verlichting aanpassen naar behoefte. “Lampen die pas feller gaan branden als er iemand aankomt. Bijvoorbeeld in de spits, als er veel verkeer is, mag het licht feller zijn, maar later op de avond kan het niveau omlaag. Die technologie bestaat al en wordt soms door gemeenten geïnstalleerd, maar vaak ook niet geactiveerd.”

“En wat betreft kleur: niet alle kleuren licht zijn even verstorend”, vervolgt Hut. “Blauw licht heeft de meeste negatieve impact op onze biologische klok. En het is juist dat blauwe licht dat aanwezig is in veel LED-lampen die tegenwoordig worden gebruikt. Die lampen krijgen wel een soort ‘coating’, maar er blijft een piek van blauw licht.”

5. Wat is het effect van LED-verlichting (waar we tegenwoordig vaak voor kiezen) vergeleken met traditionele verlichting?

De chronobioloog maakt duidelijk dat we LED-verlichting niet meteen hoeven af te schaffen, maar dat amberkleurige LED’s de voorkeur zouden moeten krijgen. “Uit onderzoek blijkt dat geel of amberkleurig licht de minste impact heeft op mens en dier. En de voorkeur voor een amberkleur heeft er ook mee te maken dat de mens als een van de weinige diersoorten een rode fotoreceptor heeft. Dat betekent dat wij roodtinten goed kunnen zien, terwijl bijvoorbeeld muizen en insecten er minder door gestoord worden.” Zo kan amberkleurig licht ons helpen om ons veilig te bewegen in de nacht, zonder dat we de natuur te veel verstoren.

Ook rechtswetenschapper Hoek wijst op ‘de LED-paradox’, zoals hij die noemt. “Het is logisch dat overheden en bedrijven omschakelen naar LED-verlichting, want we willen klimaatdoelen halen, en LED is veel energiezuiniger dan bijvoorbeeld halogeenlampen. Maar het probleem is eigenlijk dat LED’s zó zuinig zijn, dat dat ook een onbedoelde prikkel is om lampen maar gewoon aan te laten en om meer lampen te plaatsen.”

“Het is dus mooi dat we allemaal naar LED-verlichting rennen, maar we moeten dat wel slim doen”, zegt hij. “Nederland kan daarin nog veel leren van andere landen. Wij hebben wel een aantal gemeentes en een aantal dark sky reserves – zoals de Waddeneilanden – waarin slim wordt nagedacht over verlichting. Maar grosso modo doen we dit weinig.”

“Zeker als je het vergelijkt met bijvoorbeeld Frankrijk”, vertelt Hoek. “Daar zijn verlichtingszones, waarvoor afgesproken is wat de maximale lichtsterkte er mag zijn, welke temperatuur het licht moet hebben. En er zijn dorpen waar mensen zelf met hun telefoon kunnen aanklikken of de verlichting aan gaat of niet. Je ziet dan ook op de satellietkaart van Frankrijk, dat dit soort maatregelen helpen tegen lichtvervuiling.”

6. Waarom worden bedrijven niet verplicht om ’s avonds verlichting te beperken of helemaal uit te doen?

“Bedrijven kunnen op dit moment moeilijk verplicht worden om ’s avonds verlichting te beperken, omdat er geen landelijke normen zijn”, antwoordt Hoek. “Er staat wel iets in de wet over licht dat afkomstig is van kassen. Bedrijven met kassen moeten een bepaald percentage van hun lichtuitstraling verminderen. Maar dit is een maatwerkregel, dus er zijn ook kassen die er niet aan hoeven te voldoen.”

“Landelijk is er verder geen wet- en regelgeving voor het beperken van licht”, vervolgt hij. “Gemeentes kunnen hier wel iets over opnemen in hun omgevingsplan, maar dat is dan vrijwillig.”

Chronobioloog Hut gaat regelmatig langs bij gemeenten om te adviseren over licht. “Vaak is er weinig bewustzijn over het probleem”, ziet hij. “Als mensen weten waarom het belangrijk is om slim licht te plaatsen, dan staan ze er meestal wel voor open. Maar sommige gemeentes laten zich toch ook leiden door adviezen van bedrijven die het licht installeren, en komen dan uit op keuzes die weliswaar goedkoper zijn, maar ook slechter voor de lichtvervuiling.”

Hij vertelt dat er zeker niet wordt gecontroleerd of bedrijven hun licht beperken, ook niet in de buurt van natuurgebieden. “Zoals wel actief wordt gecontroleerd op chemische vervuiling, zo wordt dat totaal niet gedaan bij lichtvervuiling.”

Dat komt ook doordat licht juridisch gezien niet als een vorm van vervuiling wordt erkend, verklaart Hoek. “Het is daarom ook complex om een rechtszaak aan te gaan tegen vervuiling door licht. Wel tegen hinder door licht, alleen dat is slechts in specifieke omstandigheden van toepassing. Als licht overlast veroorzaakt bij de buren – bijvoorbeeld – en bij hen heel fel de slaapkamer in schijnt. En zelfs dan zijn er geen garanties.”

7. Is het haalbaar om lichtvervuiling op te lossen?

“Ja, dat vind ik zelf het interessante aan lichtvervuiling als problematiek: het is op te lossen!”, antwoordt Hoek optimistisch. “Klimaatverandering gaan we niet zomaar oplossen, dat kent duizenden facetten. Maar lichtvervuiling komt in principe door één bron: licht. Dat is makkelijker aan te pakken. We hoeven en kunnen natuurlijk niet al het licht uitdoen, maar we kunnen wel veel slimmer verlichten. En dat begint met doorpakken op wet- en regelgeving.”

Volgens Hoek zouden de Europese Habitatrichtlijn en de Natuurherstelwet daarbij een belangrijke prikkel moeten zijn. “De Habitatrichtlijn kennen we van de stikstofaanpak: natuurgebieden mogen niet verslechteren. Alle Europese lidstaten moeten voorkomen dat de biodiversiteit verder afneemt, en dat betekent ook dat we het donker beter moeten beschermen. Als we niets doen tegen lichtvervuiling, voldoen we niet aan die verplichting.”

Ook in de Natuurherstelwet ziet Hoek een kans: “Daar staat heel duidelijk in dat we de achteruitgang van bestuivende insecten vóór 2030 moeten stoppen, en daarna moeten omkeren. Dat zijn juridisch bindende doelen. Als we lichtvervuiling blijven negeren, gaan we die doelen niet halen.”

Daarnaast pleit hij voor meer hulp van de landelijke overheid aan lokale overheden. “In veel landen is er tenminste een richtlijn vanuit de overheid om lokale overheden op weg te helpen: wat moet je precies doen, welke lampen schaf je aan? In Nederland is dat er nauwelijks. Er is één A4’tje dat verwijst naar standaarden van de Nederlandse Vereniging van Verlichtingskunde, meer niet.”

Ook Hut ziet kansen om lichtvervuiling aan te pakken – maar dan moet eerst duidelijk worden hoe je het meet. Hij werkt zelf aan een wetenschappelijke methode om lichtvervuiling te beoordelen met een zogenoemde ‘wave-functie’. “Je kunt dan onder een lamp gaan staan, de wave-functie vergelijken met andere lampen, en zeggen: deze is lichtvervuilender dan die. Dat helpt uiteindelijk bij het stellen van grenzen aan lichtvervuiling.”