Ik speel gitaar in een bandje. We zijn met z’n drieën. Drums, bas en gitaar. Dat wil ik ook graag zo houden. We hebben ooit, ergens diep in de vorige eeuw, een tweede gitarist geprobeerd. Ik soleerde en opeens voelde ik de warme rug van de andere gitarist tegen mijn eigen rug aan hangen. Zonder dat ik daar specifiek om had gevraagd, maakte ik opeens deel uit van een klassieke rockopstelling: de tegen elkaar aan hangende gitaristen die elkaars lul stijf spelen voor een verveeld publiek.
Sinds dat incident loer ik, wanneer ik naar een concert ga, als een roofvogel naar gitaristen en of ze zich wel een beetje gedragen. Mijn referentie is Nels Cline van Wilco en zijn live-hergeboorte wanneer hij de magistrale solo speelt in Impossible Germany. Prachtig, schitterend, maar misschien het allermooist: de rest van de band laat hem met rust. Dit is van hem en ze gunnen hem alles. Ze hebben geen idee welke kant het op gaat en het enige wat ze hoeven te doen is luisteren en samen met hem het liedje naar de dertigste verdieping spelen.
Ik zie dat liever dan bijvoorbeeld een gitarist die eerst met zijn voeten half over de rand van het podium hangt, daarna een achterwaartse solo maakt, meteen doorwandelt naar het drumpodium, gekke dingen doet met zijn gitaar en dan, het zal eens niet, op zoek gaat naar een rug om tegen aan te hangen.
Ik herinner mij een optreden van Sonic Youth tijdens het legendarische festival Ein Abend In Wien in Rotterdam. Niemand op het podium deed ook maar een seconde zijn best om contact te maken met het publiek. Gitarist Lee Ranaldo speelde gehurkt, met zijn hoofd vlak boven zijn effectpedalen en draaide aan knopjes. Vijf meter verder speelde Thurston Moore, ongetwijfeld in een Cypriotische stemming en met een capo vlak achter de dertiende fret, iets wat gevoelsmatig geen moer te maken had met wat de rest van de band aan het doen was. Wij, het publiek, deden er even helemaal niet toe.
Op hetzelfde festival zag ik Billy Corgan van The Smashing Pumpkins liedjes van zijn eerste plaat spelen. Hij droeg een broek en een T-shirt. Nu speelt hij op een gesponsorde gitaar en draagt hij de oude jas van Kardinaal Alfrink de Derde.
Laten we het zo afspreken: iedere beweging die door gitaristen van tevoren is bedacht, zal ze voortaan op twintig stokslagen komen te staan. Door een zaal rennen met een draadloos aangesloten gitaar: verplicht twee weken met je gitaar in een hok van één bij één meter. Crowdsurfen en gewoon je solo doorspelen? Voor straf naar een optreden van De Jeugd Van Tegenwoordig.
Er is in ieder geval één gitarist in Nederland die dat totale showbizzgekkie-gitaargedoe van zich af heeft geschud. René van Barneveld, de oude gitarist van Urban Dance Squad. Langzaam verdween hij achter de gordijnen en daarna bekwaamde hij zich jarenlang in het spelen van het mooiste en moeilijkste instrument ooit: pedal steel. Ik denk te weten waarom: je moet zitten als je speelt.