‘We worden echt beter’

De Caribische Militairen (CARMIL) op Curaçao en Aruba ontwikkelen zich flink. Dit gebeurt sinds 1 augustus onder leiding van majoor Simon Ramaker. Hij is het eerste hoofd ooit van deze bijzondere militairen. De Nederlander spreekt, mede dankzij zijn huwelijk, vloeiend Papiaments en zit boordevol ambitie. “We willen een professionaliseringsslag maken.”

Tekst: Michael Simon | Beeld: sergeant-majoor Hille Hillinga

Wie aan komt rijden bij de kazernepoorten in het Caribisch gebied kent ze wel: de Curaçaose of Arubaanse defensiecollega’s die daar de wacht houden. Maar ze kunnen zoveel meer. Sterker nog, deze militairen van de CURMIL (Curaçaose Militairen) en de ARUMIL (Arubaanse Militairen) zijn opgeleid als een lichte infanterie-eenheid. “Maar doordat ze bij de wacht staan en uit hun organieke verband worden gehaald, hebben ze als eenheid een lagere getraindheid in de tactische taken”, zegt majoor Simon Ramaker, Hoofd CARMIL (Caribische Militairen). “Het gaat bovendien ten koste van de cohesie en motivatie.”


Portretfoto Majoor Simon Ramaker, hoofd CARMIL.

Majoor Simon Ramaker, Hoofd CARMIL.

En dat moest anders. Zeker gezien de veranderende veiligheidssituatie in de wereld. De lokale militairen kennen de taal, de omgeving en de cultuur goed. Dat maakt ze onmisbaar bij de ondersteuning van de marine en marechaussee bij het bewaken van de veiligheid van de eilanden.

Professionalisering

Dus was het hoog tijd voor een professionaliseringslag van deze defensiecollega’s. Meer kwaliteit, meer mensen, een eigen rechtspositie die past bij beroepsmilitairen, minder wachtlopen en meer militaire taken. Inclusief meer samenwerking met Nederlandse eenheden, loopbaanperspectief en extra capaciteiten, schetst Ramaker. ‘’In de nieuwe rechtspositie is de CARMIL dan ook volledig inzetbaar voor de drie hoofdtaken van Defensie in het Caribisch Gebied.’’

In 2022 kwam Ramaker als stafofficier naar de West. Getrouwd met een Arubaanse, spreekt hij zelf vloeiend Papiaments. Hij was lid van de werkgroep CARMIL en is sinds 1 augustus dit jaar hoofd van de Caribische Militairen. Hij is het eerste overkoepelende hoofd ooit en werkt nu mee aan professionalisering van de eenheid.


Militairen van de CURMIL maken zich klaar voor een amfibische oefening

Militairen van de CURMIL maken zich klaar voor een amfibische oefening.

‘Dan kun je operationeel niet zoveel meer doen’

‘Samen, maar ook apart’

“We hebben de ARUMIL en de CURMIL en als we dat samen benoemen, spreken we over de  CARMIL”, zegt Ramaker. “We doen veel dingen samen; het inregelen van randvoorwaardelijk materieel als kleding en uitrusting, initiële opleidingen en onderdelen van de gereedstelling. Maar uiteindelijk zijn beide echt landskinderen van hun eigen eilanden, met eigen regeringen en identiteit. Samen, maar ook apart.”

2020 is een belangrijk jaar voor de ‘opmars’ van de CARMIL. “In dat jaar zijn er zogeheten landspakketten van Aruba en Curaçao getekend: de plannen voor de komende jaren. Hierin was ook aandacht voor de ARUMIL en de CURMIL”, legt de majoor uit. “Ten eerste: ons personeel loopt nog steeds rond onder een dienstplichtverordening uit de jaren zestig, maar ze zijn allang beroepsmilitairen. Die rechtspositie wordt momenteel aangepast.”

Bovendien kenden de Caribische Militairen een hoge uitstroom door een gebrek aan perspectief. “Er was een leeftijdsgrens van dertig jaar, nu gelukkig niet meer.” Daarbij heeft de Arubaanse eenheid behoefte aan meer mensen: “De voltijd arbeidsplaatsen zijn daar nu voor 61 procent gevuld. Dus als een peloton op wacht moet staan, heeft dat flinke impact. Dan kun je operationeel niet zoveel meer doen.”

Groeiambitie CARMIL

Momenteel zijn er bij de Curaçaose militairen 147 voltijd arbeidsplaatsen (VTE): 119 in de compagnie en 28 op het opleidingscentrum CARIB (OCC). Bij de Arubaanse militairen zijn er tachtig VTE’s, waarvan twee op het opleidingscentrum. Er is nog behoefte aan 21 extra voltijd collega’s. Ramaker: “Deze kunnen we gebruiken om de professionalisering handen en voeten te geven. Bijvoorbeeld voor het opleiden van voldoende aanwas. We leiden onze mariniers en korporaals immers zelf op, met een mix van eigen en Nederlandse instructeurs.’’

‘De piramide is smal aan de top’

Toekomstperspectief

In de plannen stond dat de Caribische militairen meer doorstroommogelijkheden moeten krijgen. Ramaker: “We zijn bezig om vooral in de hogere rangen meer loopbaanperspectief en loopbaanpaden aan te bieden. De piramide is namelijk smal aan de top.” Dit moet voorkomen dat een generatie luitenanenten en kapiteins de pineut word van een majoor die te lang op zijn functie blijft zitten, vindt Ramaker. “Dan heb je pas twintig jaar later een generatie die kan doorgroeien. Sowieso vind ik dat een majoor geen tien of vijftien jaar in één en dezelfde functie moet zitten.”

Een ander aandachtspunt is de tijd die militairen op een functie doorbrengen. Dat is nu drie jaar en daarna moeten ze wisselen. “In het eerste jaar bouwt een militair op, in het tweede is hij of zij daadwerkelijk op volle kracht aan de gang en in jaar drie bouwt iemand eigenlijk al weer af.” Die tijdspanne is volgens Ramaker net te kort om maximaal rendement uit ‘zijn’ mensen te halen. Daarom zou hij graag een andere indeling zien.

Meer militaire taken, minder wachtlopen

Een ander verbeterpunt is de afschaling van de wachttaken uit het begin van dit verhaal. In plaats van twee is er nu één peloton beschikbaar om wachtdiensten te lopen op de kazernes. De rest van de diensten wordt nu opgevuld door een beveiligingsbedrijf. Medio volgend jaar neemt de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO) die taken op de eilanden gefaseerd over. De ARUMIL en CURMIL kunnen zich dan nog meer richten op hun taak als lichte infanterist.


Een CARMIL-militair op een boot.

“De CARMIL is een lichte infanterie-eenheid, dus minder wachtlopen en meer trainen op infanterietaken.”

Kruisbestuiving

Naast meer kruisbestuiving tussen Caribische en Nederlandse militairen zijn ook de extra capaciteiten van de Caribische eenheid een agendapunt. Ook daar valt winst te boeken qua tijd en training, aldus Ramaker. “De CARMIL is de aangewezen eenheid voor ‘Beteugelen van Woelingen’: een ME-achtige taak voor crowd & riot control. Ook kunnen zij worden ingezet voor Humanitarian Assistance and Disaster Relief, ofwel hulp bij natuurrampen en orkaanpassages. Maar ook voor andere typen ‘militaire bijstanden’.”


Een militair ligt op de grond met zijn wapen.

Door meer te oefenen op gereedstelling wordt de CARMIL zichtbaar beter.

Cultuur

Tot slot, zegt Ramaker, wordt in het kader van professionalisering gekeken naar de verschillende culturen en gewoontes van Nederlanders, Curaçaoënaren en Arubanen. “Er is een Deloitte-onderzoek geweest, CZMCARIB-breed (Commandement der Zeemacht Caribisch Gebied, red.). Hoe werken de diverse culturen samen? Hoe kunnen we dat verbeteren? We investeren daarom veel tijd en aandacht in het creëren van een gezamenlijke werkcultuur. Dat werpt al z’n vruchten af. Tel daarbij op dat we meer kunnen oefenen op gereedstelling, dan worden we ook al echt beter.”