In een windjack en met een rugzak op stapt de voormalige butler van het klimaat , zoals hij zichzelf ooit omschreef, café-brasserie Dudok binnen, tegenover het Binnenhof in Den Haag. De 71-jarige Yvo de Boer is nog steeds actief in het mondiale klimaatbeleid. Zijn gedrevenheid om het bijna onmogelijke voor elkaar te krijgen – een planeet die niet verder opwarmt – is nog net zo groot als in 2007, toen hij tijdens de klimaattop op Bali als voorzitter van de plenaire vergadering voor het oog van de wereld in tranen de zaal verliet nadat China hem had beschuldigd van manipulatie. De volgende dag werd hij in Britse tabloids ‘the Crying Dutchman’ genoemd.

Tot voor kort was De Boer adviseur van het Saoedische staatsoliebedrijf Aramco – de grootste individuele uitstoter van broeikasgassen ter wereld. Nu adviseert hij alleen nog de International Council on Mining and Minerals over duurzaamheid. „Om mijn hersens een beetje actief te houden”, zegt De Boer, met een Brits aandoende ironie, die hij als zoon van een diplomaat overhield van zijn tijd op een Engelse kostschool. Dat hij zich juist voor deze bedrijven inzet leidt nog wel eens tot gefronste wenkbrauwen. Wat doet iemand met zo’n staat van dienst op het gebied van klimaat uitgerekend in het hol van de leeuw?

Maar voor De Boer is dat vanzelfsprekend. „Een bekend gezegde luidt: waar een wil is, is een weg. Maar ik geloof ook in het omgekeerde: waar een weg is, is een wil”, zegt hij. „Als je ondernemers kunt laten zien dat ze ook met een duurzaam businessmodel succesvol kunnen zijn, dan heb je meer kans van slagen dan wanneer je ze alleen maar vraagt om de planeet te redden. Voor de energietransitie zijn zeldzame aardmetalen en andere grondstoffen nodig. Mijnbouwers halen dat spul uit de grond. Dan moet je dus zorgen dat ze dat doen op een milieuverantwoorde manier, die niet schadelijk is voor de inheemse bevolking.”

En Aramco? De Saoediërs zijn hardleers als het om klimaatbeleid gaat.

„Daarvoor geldt hetzelfde. Als je dit soort grote spelers niet kunt helpen om een andere weg in te slaan, wordt het heel lastig. Zeker in een VN-proces waar partijen het overal mee eens moeten zijn. Ook Aramco heeft zich gecommitteerd aan netto-nul emissies.”

Ja, maar alleen voor zijn eigen productieproces. Dus wél voor het winnen van olie en gas, maar niet voor het gebruik ervan.

„Zeker, maar ik probeerde ze naar de hele keten te laten kijken, ook naar de uitstoot van hun producten. Een paar maanden geleden ben ik gestopt als adviseur. Ik hoorde Amin Nasser, de directeur van Aramco, op een energieconferentie in Houston zeggen dat de olie-industrie de wind weer in de zeilen heeft, en dat duurzame energie nooit meer zal zijn dan een aanvulling op fossiele brandstoffen. Toen dacht ik: maar dan geloof jij dus helemaal niet in je eigen commitment aan netto-nul uitstoot.”

Terug naar dat moment op Bali in 2007. Het was voor De Boer de tweede klimaattop als hoofd van de UNFCCC, de Framework Convention on Climate Change die kantoor houdt in Bonn en namens de Verenigde Naties het mondiale klimaatoverleg aanstuurt. Een jaar eerder was hij de Nederlandse Joke Waller-Hunter opgevolgd, die vrij plotseling was overleden.

De keuze voor De Boer was opmerkelijk, want bij de VN gaan functies zelden twee keer naar hetzelfde land, maar wel logisch. Hij was sinds 1994 hoofd van de afdeling klimaatverandering van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en liep al jaren mee in het onderhandelingscircuit, eerst namens Nederland, later vooral namens de Europese Unie.

De Boer was bereid zijn nek uit te steken. Bij zijn sollicitatiegesprek zei hij tegen toenmalig VN-chef Kofi Annan: als je iemand zoekt die zijn mond houdt en keurig zorgt voor de voortgang van de onderhandelingen, moet je mij niet nemen. Hij had uitgesproken ideeën over het mondiale klimaatbeleid. De opwarming van de planeet is, vindt hij nog steeds, niet zozeer een milieuvraagstuk, maar een ontwikkelingsvraagstuk. En een financieel vraagstuk. Dat heeft gevolgen voor de aanpak.

Maakt dat klimaatonderhandelingen extra lastig? Het gat in de ozonlaag werd bijvoorbeeld binnen een paar jaar door alle landen gezamenlijk aangepakt via het Montrealprotocol. Over klimaat bestaat al dertig jaar onenigheid.

„Het Montrealprotocol is inderdaad het succesvolste milieuverdrag ooit. Daar zijn drie redenen voor. Allereerst was er een duidelijk belang in industrielanden om de gassen die het gat in de ozonlaag veroorzaken te verbieden – ook Amerikaanse babes verbrandden als ze op het strand lagen. Ten tweede beschikte de industrie over goede alternatieven, dus overschakelen was gemakkelijk. Ten derde kende het Montrealprotocol een financieel mechanisme, waardoor ontwikkelingslanden de middelen kregen om de gevaarlijke gassen uit te faseren.”

Had zo’n simpele structuur ook voor het mondiale klimaatbeleid kunnen werken?

„Die was er! Volgens het verdrag dat in 1992 in Rio de Janeiro werd gesloten hebben alle landen de plicht om klimaatverandering, verwoestijning en biodiversiteitsverlies te voorkomen. Naar vermogen, oftewel: op basis van een common but differentiated responsibility. Via een Global Environment Facility, rechtstreeks gekoppeld aan het verdrag, zouden ontwikkelingslanden financiële steun krijgen. Kortom, de wens, de middelen en de mogelijkheden waren net als bij het Montrealprotocol in één hand.

Zoom in

Zoom in

Foto’s Andreas Terlaak
Wat is er dan misgegaan?

„De financiële middelen zijn uiteindelijk apart gezet en vallen niet direct onder het klimaatverdrag zelf. Ontwikkelingslanden zagen de Global Environment Facility als het schoothondje van de industrielanden. Daardoor zitten we nu met ik weet niet hoeveel fondsen – een Green Climate Fund, een Adaptation Fund, een Least Developed Countries Fund, een Loss and Damage Fund. Allemaal in dure kantoren, in dure hoofdsteden. En ze zijn bezig met een stukje van de puzzel, zonder rechtstreekse relatie tussen middelen en beleidsmakers.

„De Wereldbank lijkt de geëigende route om de klimaattransitie te financieren, maar die laat zich sterk leiden door ministeries van Financiën in ontwikkelingslanden. En die zijn niet zo geïnteresseerd in milieu en klimaat. Die willen vliegvelden, wegen, havens en andere infrastructuur om hun economie te laten groeien.”

Logisch toch?

„We zijn onvoldoende gefocust op de wereld van de toekomst. Maar kijk eens naar de demografische modellen. De gemiddelde leeftijd in Afrika is ergens begin twintig. De gemiddelde leeftijd in de VS is midden veertig, in Japan en Europa nog hoger. Aan het einde van deze eeuw bestaat misschien de helft van de wereldburgers uit Afrikanen. Bevolkingsgroei en economische groei zullen in de toekomst vooral plaatsvinden in Afrika en in Zuidoost-Azië. En die landen kennen maar één voorbeeld om rijk te worden: die van de industrielanden.

Er bestaat bij ontwikkelingslanden een obsessie met klimaathulp, met gratis geld. Dat zal nooit meer zijn dan een druppel op een gloeiende plaat

„Dat wordt versterkt door internationale banken. Die kijken naar kredietwaardigheid en zijn niet geïnteresseerd in risicovolle projecten. Als je een andere ontwikkelingsweg wilt inslaan dan de bekende, brengt dat hogere risico’s met zich mee. De kosten van die risico’s zijn in ontwikkelingslanden vele malen hoger dan in rijke landen. Zonder een coherente set met middelen om ontwikkelingslanden te helpen, wordt het ingewikkeld.

„Je moet kunnen zeggen: als jij een energietransitie realiseert, leggen wij daar het geld bij. Nu ontbreekt die wortel. Maar ook de stok ontbreekt. Je kunt niet tegen een ontwikkelingsland zeggen: als je dit of dat niet doet, krijg je het geld ook niet. Er bestaat bij ontwikkelingslanden een obsessie met klimaathulp, met gratis geld. Ik heb altijd gedacht, dat zal nooit meer zijn dan een druppel op een gloeiende plaat.”

Ligt dat niet vooral aan rijke landen, die niet erg scheutig zijn met klimaathulp?

„Misschien ben ik naïef, maar het helpen van ontwikkelingslanden bij de energietransitie gaat volgens mij over investeren in de markt van de toekomst. Ik herinner me een discussie met Paul Polman, toen hij nog de baas was van Unilever. Hij zei: business cannot succeed in a society that fails. Om succesvol te ondernemen moet je investeren in het succes van het land waarmee je zaken doet. China begrijpt dat beter dan Europa. Kijk alleen al naar de enorme hoeveelheid zonnepanelen die de Chinezen in Afrika verkopen. Zij zien heel duidelijk het marktpotentieel.”

Yvo de Boer was niet alleen de man die in tranen de zaal verliet op de klimaattop in Bali, hij was ook degene die in 2009 in Kopenhagen torenhoge verwachtingen voor een allesomvattend klimaatverdrag in duigen zag vallen. „Als je me vraagt waarvoor ik een psychiater nodig heb, dan zou dat niet voor Bali zijn, maar voor Kopenhagen. Ik denk dat die psychiater tegen me zal zeggen: ‘luister Yvo, je bent erg vol van jezelf als je denkt dat jij als de butler van het proces Obama, Merkel en Sarkozy op andere gedachten had kunnen brengen’. Het falen van Kopenhagen was niet mijn schuld. Maar ik heb er wel onder geleden dat er op zo’n negatieve manier een einde kwam aan dit deel van mijn loopbaan.”

In Kopenhagen lag volgens De Boer alles wat uiteindelijk in Parijs is afgesproken al op tafel. Behalve dat iedereen nog op het spoor zat van een juridisch bindend akkoord. Dat dat er niet zou komen, ook niet met Obama als president van de VS, besefte De Boer al langer. In 1997, vlak voor het Kyoto-protocol industrielanden voor het eerst emissiereducties oplegde, was in de Amerikaanse Senaat de Byrd-Hagel-resolutie unaniem aangenomen. Daarin stond dat de VS nooit akkoord gaan met afspraken die schadelijk zijn voor de eigen economie en die Amerika grotere verplichtingen opleggen dan andere landen.

Kort na de mislukte top in Kopenhagen, maakte De Boer de overstap naar het bedrijfsleven. Volgens sommige kranten uit frustratie. Dat ontkent hij. Al voor Kopenhagen was hij in gesprek met consultancybureau KPMG, zegt hij, dat hem vroeg zich te buigen over mondiale duurzaamheid. „Het bedrijfsleven en organisaties van experts zouden een grotere rol moeten hebben bij de klimaatonderhandelingen”, zegt De Boer. „De komende twee weken wordt in Belém bijvoorbeeld gesproken over een verdrievoudiging van de hernieuwbare energie in 2030. Bij , de International Renewable Energy Agency, hebben ze daar verstand van. Maar zij zitten niet aan tafel. Dat is toch gek. Ook zal er weer over fondsen worden gesproken, maar de banken praten niet mee.”

Kan het toch nog goed komen met de onderhandelingen?

„We hebben op het nippertje, met de juiste instrumenten, de groei van het gat in de ozonlaag kunnen stoppen. Ik denk dat er dingen op ons afkomen, waardoor het gat in het klimaat niet meer of alleen heel moeilijk te dichten valt. We gaan de opwarming niet onder de twee graden houden, misschien zelfs niet onder de drie graden. Maar ook los van het klimaatbelang, wordt het wel aantrekkelijker om de duurzame route te kiezen. De kosten van energie uit zon en wind zijn gigantisch gedaald. Er worden enorme sprongen gemaakt in accutechnologie. Ik hoop – met een slechte analogie – dat we die olietanker langzaam maar zeker een andere kant op kunnen duwen. Ik geloof echt dat het anders kán in de wereld.”

Yvo de Boer CV

Yvo de Boer (71) werd in 1994 hoofd van de afdeling klimaatverandering van het Nederlandse ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), waar hij sinds 1981 werkte. Hij speelde in 2000 een belangrijke rol tijdens COP6, de klimaattop in Den Haag die werd voorgezeten door milieuminister Jan Pronk. Van 2006 tot 2010 was hij hoofd van het UNFCCC, het klimaatbureau van de Verenigde Naties. Daarna werkte hij bij consultancybureau KPMG, als adviseur voor duurzaamheidsbeleid. Van 2014 tot 2016 was hij algemeen directeur van het Global Green Growth Institute (GGGI) in Seoul.

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.