De nieuwste editie van de internationale lerarenenquête TALIS is recentelijk gepubliceerd. Opvallend: het zijn al lang niet meer alleen leerlingen die kunstmatige intelligentie (AI) gebruiken. In Nederland zegt 32 procent van de docenten AI in het werk in te zetten. Leraren gebruiken AI vooral om lesplannen of lesactiviteiten te genereren of om te leren over een onderwerp en het samen te vatten. Minder vaak zetten ze AI in om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te helpen.

Orhan Agirdag is hoogleraar pedagogische wetenschappen aan de KU Leuven, en gastprofessor aan Academica Hogeschool

Barend Last is leraar groep 3, onderwijsmaker en schrijver

Onder de leraren die géén AI gebruiken, geeft 85 procent als reden aan onvoldoende kennis en vaardigheden te hebben over AI. Dat vinden wij verontrustend. Niet omdat we willen meehollen met een hype, maar omdat generatieve AI-tools leraren kunnen ontlasten bij arbeidsintensieve taken én kansen biedt die tot voor kort ondenkbaar waren. Daarbij denken we niet alleen aan taalmodellen en de chatbots die erop gebouwd zijn (zoals ChatGPT), maar ook diffusiemodellen zoals Midjourney, die beelden en illustraties kunnen genereren, of hybride modellen zoals Suno, die muziek kunnen creëren.

Die kansen zijn urgent in superdiverse klaslokalen. Uit dezelfde TALIS-gegevens blijkt dat slechts 29 procent van Nederlandse leraren zich goed voorbereid voelt om les te geven in meertalige en multiculturele contexten. Dat is niet verwonderlijk, maar wél problematisch, omdat bijna alle leraren te maken hebben met talige en culturele diversiteit. Hier dringt zich een vraag op: waarom investeren we zo weinig in technologie die leraren juist op deze punten kan ondersteunen? AI-applicaties kunnen hier het verschil maken.

Dit is geen pleidooi voor de zoveelste onderwijsvernieuwing. Veel leraren zijn ook verandermoe, zo blijkt. Dat verdient begrip, maar mag geen excuus worden om stil te blijven staan terwijl kansenongelijkheid groeit.

Opvallend is dat het rapport digitale tools en AI als aparte categorieën behandelt. Alsof AI iets buitenaards is, in plaats van gewoon de volgende generatie digitale hulpmiddelen. Die kunstmatige scheiding is problematisch: ze geeft ruimte aan extreme posities die een genuanceerd gesprek over AI in het onderwijs bemoeilijken.

Techno-pessimisme

Zo focussen techno-pessimisten zich eenzijdig op de risico’s van AI: van ecologische voetafdruk tot privacy en bias. Dat zijn aandachtspunten die we niet mogen bagatelliseren. Integendeel: we hebben een kritische, normatieve én praktische houding nodig. Cruciaal daarbij is dat we AI niet vergelijken met de niet-bestaande perfecte mens. Anders gesteld: de vraag is niet of AI wel of niet biased is, maar wel of mensen zonder AI méér of mínder bias en voetafdruk hebben. Wetenschappelijke onderzoeken laten zien dat het antwoord steevast genuanceerder is dan de doemscenario’s suggereren.

Neem de talige dimensie. AI-tools creëren unieke kansen voor superdiverse klassen. Een chatbot kan leerlingen ondersteunen in het leren van Nederlands, waarbij kennis in hun thuistaal geen drempel vormt maar juist benut wordt als didactisch hulpmiddel. De chatbot kan uitleg geven in de thuistaal, vertalen, en zo een brug slaan tussen wat leerlingen al kennen en het Nederlands dat ze leren.

Taalmodellen kunnen leerlingen voorzien van formatieve feedback die minstens even effectief blijkt als feedback van leraren. Beeldgeneratoren kunnen culturele diversiteit beter zichtbaar maken dan handboeken. Maar diezelfde talige aard brengt risico’s: generatieve AI-applicaties worden bestuurd in natuurlijke taal (prompts), en wie beter prompt, haalt meer uit de interactie. Zo kan de technologie zowel kansengelijkheid vergroten als de kloof verdiepen – niet omdat de techniek dat doet, maar omdat wij nalaten haar gericht in te zetten bij wie haar het hardst nodig heeft.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief NRC Kantelpunten

Inschrijven
Uitschrijven

Techno-optimisme

Aan de andere kant staan techno-optimisten die geloven dat AI alle taken van leraren kan overnemen. Die visie miskent fundamenteel wat lesgeven is. De geschiedenis herhaalt zich vermoeiend vaak. Bij iedere technologische golf – van radio tot VHS – dook dezelfde mythe op dat technologie de mens overbodig maakt. De eerste teaching machine van Sidney Pressey – die leraren zogezegd zou vervangen – is exact 100 jaar oud. Veertig jaar later zou onderwijstelevisie het klaslokaal transformeren. Telkens dezelfde belofte, telkens dezelfde misrekening. De leraar, met professionaliteit en relationeel vermogen, is en blijft onvervangbaar. Gelukkig maar.

Dat betekent niet dat de rol van de leraar onveranderd blijft. Bij elke grote technologische revolutie paste het beroep zich aan. Toen pen en papier hun intrede deden, moesten leraren schrijfopdrachten ontwikkelen; met de boekdrukkunst werd leren op afstand – en dus motiveren – belangrijker. Steeds vulden leraren hun rol opnieuw in. Ook AI zal het lerarenberoep herdefiniëren.

Maar die aanpassing vraagt om ondersteuning. Het is dan ook minder verandermoeheid, en meer een gebrek aan het faciliteren van veranderbereidheid dat ons parten speelt. Willen we AI inzetten voor kansengelijkheid in superdiverse klassen, dan vraagt dat om gerichte ondersteuning bij die rolverandering. Niet met blinde techno-optimistische beloften over wat allemaal kan, maar met realistische professionalisering die leraren helpt hun pedagogische kerntaak anders – en beter – in te vullen.

Infrastructuur

Des te urgenter is het dat onderwijsbesturen investeren in soevereine infrastructuur en moderne professionalisering: opleidingen die leraren toerusten met didactisch-pedagogische, technische én ethische handvatten. Niet alleen scholen; ook leveranciers moeten transparantie en waarborgen bieden (privacy, veiligheid, toegankelijkheid). En overheden moeten toegankelijke, bij voorkeur gratis, publieke voorzieningen borgen. Een inspirerend voorbeeld is Estland, dat AI landelijk integreerde in curriculum en onderwijsorganisatie.

De ironie is dat AI leraren juist kan helpen met wat zij in de TALIS-enquête het hardst nodig achten: minder administratieve rompslomp, meer tijd voor de (pedagogische) kerntaak, en betere mogelijkheden om lessen af te stemmen op individuele behoeften in superdiverse klaspraktijken. Maar dat vraagt er wel om nu te investeren, voordat de kloof onoverbrugbaar wordt.

De vraag is dan ook niet langer óf AI het onderwijs verandert, de vraag is wie profiteert: alleen leerlingen op goed uitgeruste scholen met digitaal vaardige leraren, of iedereen? Als we nu niet landelijk ingrijpen, wordt AI opnieuw een instrument dat ongelijkheid vergroot in plaats van verkleint. Dan hebben we over een paar jaar weer een onderzoeksrapport nodig om vast te stellen dat we opnieuw de boot hebben gemist.

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.