‘Waarom verlangen we zo terug naar de hoogtijdagen van Acda en De Munnik?’ Onder deze kop probeerde het NRC vorige maand de wonderbaarlijke wederopstanding van dit Amsterdamse Nederpopduo te verklaren. De vraag is op zich legitiem, hun grootste hits stammen uit de late jaren negentig, maar afscheid van het publiek namen ze pas in 2015, nog niet eens zo heel lang geleden. Tijdens de pandemie staken ze alweer een voorzichtige teen in het comebackwater door zich aan te sluiten bij gelegenheidsband The Streamers en voor ze het wisten, stonden ze zes avonden achtereen in een uitverkochte Ziggo Dome met een eigen meezingfestijn dat zich, zoals het er nu naar uitziet, jaarlijks zal herhalen. Succesvoller dan ze ooit geweest zijn, dus genoeg reden voor een artikel.
Maar voor ons muzieknerds gaf het stuk weinig bevredigende antwoorden. De schrijver mijmert vooral over de tijd van GTST en Friends, waarin populisme en sociale media nog niet de waan van de dag bepaalden. Inderdaad een lekkere tijd, maar of de tweede jeugd van Acda en De Munnik specifiek daarmee samenhangt, durf ik te betwijfelen. Nostalgisch worden van de muziek uit onze jeugd staat volgens mij los van de periode waarin die gemaakt is. Zo denk ik bijvoorbeeld niet dat fans van The Doors ook enorm terugverlangen naar de Vietnam-oorlog.
Toen Niet Of Nooit Geweest een hit werd, zat ik op de middelbare school. De Nederlandstalige muziek die toen tot ons kwam, vonden wij vaak te lomp (‘Want zaai gelooft in maaaai’), te ouwelullerig (‘Ik ben nergens goed voor’) of te melig (‘Roodkapje? Jahaaa!’). Maar Thomas en Paul waren anders; twee gewone jongens met gewone kleren en begrijpelijke teksten. Ze kraakten de code waarmee het voor pubers tof werd om naar muziek in de eigen taal te luisteren. We leerden al hun nummers uit onze kop. En niet alleen die van hen, ook van de artiesten die opereerden in hun kielzog. Cabarock werd het genoemd, de muziek op het snijvlak van kleinkunst en pop, van acts als Arthur Umbgrove, Axel Lukkien en mijn absolute favoriet: Grof Geschut.
O, wat was ik fan van die band uit Den Haag rondom Leonie van der Klein. Met haar Skin-achtige schreeuwstem zong ze pakkende teksten waar geen woord Spaans bij zat. Geestig en ontroerend, op heerlijke melodieën, begeleid door stevige gitaren. Albums Meer en vooral Twaalf stonden vol met hits die, om voor mij onverklaarbare redenen, nooit een hit zijn geworden. Verliefd is de ultieme break-up song, Heel Veel Hebben de Nederlandse You Oughta Know en Slaap Je Al verslavende rechtdoor-rock. Maar het grote succes bleef uit, na die twee platen hield Grof Geschut het in 2002 voor gezien.
In het najaar van 2023 stond ik in Amsterdam heerlijk hard mee te zingen met de avonturen van ‘Herman in de zon op een terras’. Samen met duizenden Acda en De Munnik-fans van allemaal ongeveer mijn leeftijd, die net als ik even wilden zwelgen in middelbareschool-nostalgie. Dat iedereen die toen fan was inmiddels een leuk inkomen heeft en kinderen die oud genoeg zijn om een avondje alleen thuis te blijven, is volgens mij eerder een verklaring voor het succes dan een collectieve hang naar het pre-Facebook-tijdperk. Een tijd waar ik persoonlijk heus nog wel eens naar terugverlang, al is dat dan vooral omdat je toen nog weleens vooraan kon staan bij een concert van Grof Geschut. JEROEN WOE