We reageren in dit bericht op de vandaag uitgesproken, definitieve uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over de tarieven voor de huisartsenzorg. Het CBb stelt onomwonden vast dat de door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vastgestelde tarieven voor 2023, 2024 en 2025 niet voldoen. De NZa moet de tarieven opnieuw berekenen – uiterlijk binnen een half jaar.

De uitspraak is het resultaat van een gezamenlijke beroepsprocedure van de LHV, de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) en de Stichting De Bevlogen Huisartsen (DBH). Het CBb bevestigt opnieuw dat de tarieven structureel geen reële dekking bieden voor de daadwerkelijke kosten van huisartsenzorg.

Kern van de uitspraak

Het CBb oordeelt onder meer dat de NZa:

  • onvoldoende rekening heeft gehouden met de werkelijke kosten van huisvesting, terwijl duidelijk is dat huisartsenpraktijken kampen met hoge en stijgende lasten en schaarse beschikbare praktijkruimtes;
  • de praktijkhoudersfunctie structureel heeft ondergewaardeerd doordat in de norminkomsten onvoldoende rekening is gehouden met de taken, risico’s en verantwoordelijkheden van de praktijkhouder;
  • geen adequate waardering heeft toegepast voor de arbeid van de huisarts, terwijl de NZa zelf tijdens de zitting erkende dat de gehanteerde norminkomens geen realistische benadering geven van de benodigde beloning;
    Een werkweek van 36 uur is onvoldoende onderbouwd. 

Het oordeel is glashelder: tarieven huisartsenzorg nog steeds niet in orde.