Opvallend en moedig maar ook achterstallig en laat. De voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak verdient lof voor z’n erkenning recent dat ook rechters last hebben van vooroordelen. Hijzelf incluis. Dat hoor je niet vaak. Een „steen in de vijver”, dit NRC-stuk, luidde een reactie op LinkedIn. Het is tevens een kras op het zelfbeeld – dat rechters per definitie onpartijdig en onbevooroordeeld zijn is vanaf nu geamendeerd. Onpartijdig proberen te zijn, moet het voortaan zijn. Onpartijdigheid is niet meer vanzelfsprekend, aangeboren of foutloos aangeleerd en dus nooit ter discussie. Het mag besproken worden en dus ook hardop betwijfeld. Ook in de rechtszaal. Van een resultaat is onpartijdigheid nu een inspanning. Een taboe is doorbroken. Rechters blijken feilbaar.
Het gesprek met in totaal vier rechters getuigde van voortschrijdend inzicht. Soms was het een mea culpa, in het bijzonder van de voorzitter. Henk Naves zei dat hij na een (zoveelste) journalistiek onderzoek over ongelijke behandeling door rechters, tenslotte „doorkreeg” dat hij als witte man met vooroordelen „iets te leren” heeft. En dat z’n aanvankelijke interne reflex ‘méér onderzoek graag’ door de collega’s werd afgedaan met „kijk eens in je bureaula”. Nu kan ik daar niet in kijken, maar een vroeg onderzoek uit 1999 was zo gevonden: ‘Klassenjustitie. Overzicht van onderzoek naar selectiviteit in de Nederlandse strafrechtketen’. Nog eens herhaald in 2021: verkennend kwalitatief onderzoek naar klassenjustitie.
Een jaar geleden toonden Investico en De Groene aan dat een laagopgeleide verdachte met een migratieachtergrond bijna twee keer zo vaak in de cel belandt als een gemiddelde ander. Ik was toen bij de discussieavond erover in Pakhuis de Zwijger. Daarvan bleven me vooral de krampachtige interne reacties bij. De zwarte rechter die het credo dat de rechtspraak kleurenblind zou zijn, ironiseerde. Haar realiteit was anders. Heeft de rechtspraak z’n ‘witte huiswerk’ wel gedaan, was de vraag waar ik mee thuiskwam. Het antwoord was nee.
Een jaar later lijkt er dan toch een begin te zijn gemaakt met het ‘witte huiswerk’
Maar nu lijkt er dan een begin te zijn. Dat is anno 2025 niets te laat. Een jaar eerder zat ik bij een congres dat zo werd aangekondigd: „Zo zijn er al langer zorgen over racisme en discriminatie binnen de politie, etnisch profileren door de politie, risicoprofilering bij ‘predictive policing’ en fraudebestrijding. […] Problemen in de opsporing en vervolging van seksuele delicten lijken mede voort te komen uit stereotiepe ideeën en (tot voor kort) gebrekkige representatie van vrouwen in het juridische spectrum. Ook blijkt uit onderzoek naar straftoemeting dat armoede, etniciteit en nationaliteit belangrijke voorspellers zijn van de aard en zwaarte van de strafrechtelijke interventies”.
Samengevat – er is een kolossaal discriminatieprobleem in de hele justitieketen en de rechtspraak is er niet vrij van. Toen verbaasde ik me al over de strafrechtspleging als ‘grote ongelijkheidsmachine’, waarin ras, gender en afkomst stelselmatig werden goedgepraat als begrijpelijke oorzaken van ongelijke beslissingen. Dat dit problematisch is, wilde men liever niet weten, niet horen en bij voorkeur ook niet laten onderzoeken. Want zo werken dogma’s: als afweer tegen onaangename feiten.
Zou dat nu doorbroken zijn? Het was een opluchting om strafrechters in NRC nu te horen praten over de dilemma’s die ze ervaren. Met de erkenning dat zíj door afkomst, kleur en cultuur deel van het probleem zijn. Het is niet meer zo dat normen net zo wit zijn als de meeste rechters. Dat ook rechters bewust of onbewust stereotypen hanteren, een cultureel bepaalde blik hebben, bevestigende informatie eerder aannemen – kortom het voordeel van de twijfel niet evenredig (kunnen) verdelen – is pijnlijk. Dat is dus institutioneel racisme. In een steeds gedifferentieerder samenleving is dat schrijnend en tegelijk ook onaanvaardbaar.
Maar snappen doe ik het wel. Veel rechters zie ik op zitting worstelen met verdachten met een migratieachtergrond. Vooral als die een fysiek afwerende houding aannemen, de blik omlaag richten, capuchon of petje naar beneden trekken en op iedere vraag ‘zwijgrecht’ zeggen. Ook als de beelden van hun plofkraak of cobra-aanslag haarscherp zijn. Dat zo’n verdachte, opgegroeid in een schaamtecultuur, niet openlijk kan bekennen, omdat-ie mentaal geblokkeerd is vanwege de familie-eer die niet geschonden mág worden. Want dat zou een nóg ergere straf zijn. Om dat feit te ontlopen, is de familie veelal ook van de zitting weggebleven. Dat zo iemand ‘geen inzicht’ toont in z’n handelen is dan een clichézinnetje in het vonnis, dat juist kan zijn, maar ook totaal onjuist. De rechter heeft het er alleen niet uit gekregen. En ook niet leren zien.
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.