In drukke cafés of volle klaslokalen is het soms lastig om iemand te verstaan. Dat lijkt een kwestie van gehoor, maar nieuw onderzoek wijst erop dat je cognitieve vaardigheden minstens zo belangrijk kunnen zijn.
In een kleine studie met mensen met autisme, het foetaal-alcoholsyndroom (FAS) en een neurotypische controlegroep bleek intellectuele vaardigheid sterk samen te hangen met hoe goed deelnemers spraak konden volgen in een rumoerige situatie — en dat terwijl al deze deelnemers een normaal gehoor hadden. “De relatie tussen cognitieve vaardigheid en prestaties bij spraakperceptie ging dwars door de diagnosegroepen heen,” zegt hoofdonderzoeker Bonnie Lau, onderzoeksassistent-hoogleraar keel-, neus- en oorheelkunde aan de University of Washington School of Medicine. “Dat patroon zagen we consistent in alle drie de groepen.” De resultaten zijn te vinden in PLOS One.
Lawaai
Om die relatie te testen maakten de onderzoekers gebruik van drie groepen: 12 mensen met autisme, 10 met FAS en 27 neurotypische deelnemers. De deelnemers waren 13 tot 47 jaar oud. Na een audiologische screening die bij iedereen een klinisch normaal gehoor bevestigde kregen ze via een koptelefoon een zogenoemde “multitalker”-luistertaak voorgeschoteld. De kern van deze proef bestond eruit één doelspreker te volgen terwijl andere stemmen steeds sterker door het gesprek heen kwamen.
De taak was zorgvuldig opgebouwd. Deelnemers maakten eerst kennis met de stem van de doelspreker, die altijd mannelijk was. Daarna volgden korte zinnen van drie tegelijkertijd pratende stemmen. Steeds begonnen de zinnen met een specifieke naam en eindigden ze met een kleur en getal, bijvoorbeeld: “Ready, Eagle, go to green five now.” Op het scherm moest de deelnemer vervolgens het juiste gekleurde, genummerde vakje kiezen dat bij de doelspreker hoorde, terwijl de achtergrondstemmen stap voor stap in volume toenamen.
Aansluitend maakten de deelnemers korte, gestandaardiseerde intelligentietests, met metingen van verbale en non-verbale vaardigheden en perceptueel redeneren. De uitkomst was eenduidig: “we vonden een zeer significante relatie tussen direct gemeten intellectuele vaardigheid en multitalker-spraakperceptie,” aldus Lau. “Intellectuele vaardigheid correleerde significant met de spraakperceptiedrempels in alle drie de groepen.” Met andere woorden: wie hoger scoorde op de cognitieve tests, kon de doelstem beter blijven volgen naarmate het omgevingslawaai toenam.
Complex proces
Lau legt uit waarom cognitie zo’n grote rol lijkt te spelen bij het luisteren met rumoer. “Je hersenen moeten de verschillende spraakstromen uit elkaar trekken,” legt Lau uit. “Daarna moeten ze uitvinden op wie jij je selectief richt en tegelijkertijd de concurrerende ruissignalen onderdrukken. Dan komt ook nog de taalverwerking: signalen coderen, lettergrepen en woorden onderscheiden en herkennen. En dan zijn er ook nog sociale aspecten om aan te denken — we glimlachen, we knikken. Al die factoren verhogen de cognitieve belasting van communiceren wanneer het lawaaiig is.” Het onderzoek kaart daarmee een hardnekkig misverstand aan. “Je hoeft geen gehoorverlies te hebben om het moeilijk te hebben in een restaurant of in een andere uitdagende situatie,” benadrukt Lau.
De keuze voor autisme en FAS als klinische groepen was trouwens niet toevallig. Mensen met deze neurodivergente profielen rapporteren vaak luistermoeilijkheden in drukke omgevingen, ondanks een normale gehoorcapaciteit. Bovendien leveren deze groepen een bredere spreiding aan IQ-scores op — inclusief hogere scores, zo benadrukt Lau — dan een doorsnee neurotypische steekproef. Dat maakt het mogelijk om de relatie tussen cognitie en het verstaan van spraak over een groter bereik van cognitieve vaardigheden te onderzoeken.
De studie was klein van opzet, met in totaal minder dan vijftig deelnemers. Volgens Lou is er dan ook vooral meer onderzoek nodig met meer deelnemers om de resultaten goed te kunnen staven. Toch is de boodschap voor de praktijk duidelijk: beoordelen of iemand in rumoer kan luisteren, vergt meer dan alleen een gehoortest. Omgevingsfactoren en cognitieve belasting tellen mee. De onderzoekers suggereren dat neurodivergente personen en mensen met een lagere cognitieve vaardigheid baat kunnen hebben bij een beoordeling van de omgevingen die hun luisterdrempels op de proef stellen. Dat kan leiden tot praktische interventies in bijvoorbeeld de klas, zoals een zitplaats vooraan of het inzetten van hoorondersteunende technologie.
Volgens het team is het belangrijkste om te onthouden dat moeite met luisteren niet automatisch betekent dat mensen een hoortoestel nodig hebben. Vaak helpt het al om de omgeving aan te passen om de cognitieve belasting te verlagen. Voor wie in een drukke setting het spoor bijster raakt kan een simpele aanpassing een wereld van verschil maken.
Luister ook naar de Scientias Podcast: