Wat is er eigenlijk gebeurd met al die bebaarde of juist aalgladde zangers wier harten op zulke gruwelijke manieren waren platgetrapt dat ze er fluisterend om huilden in songs vol strelende snaren of troostende duetten?
Een rondje Google leert me dat William Fitzsimmons begin dit jaar een nieuwe plaat uitbracht die niemand heeft gehoord. James Vincent McMorrow en Perfume Genius breidden hun muzikale palet uit, waarmee hun fanbases krompen. Damien Rice blijft de Koning des Gevoelsmannen, maar houdt helaas niet van muziek maken. Gelukkig is Keaton Henson er nog.
Deze Britse singer-songwriter debuteerde negen jaar geleden en bracht sindsdien dertien (!) platen uit, stuk voor stuk therapeutische werkjes bedoeld voor mannen die zich niet schamen wanneer zij uit hun ogen zweten. Parader is Hensons nieuwste en misschien wel beste sessie. Zoals altijd ligt de zanger ook nu weer op de psychiatrische sofa met een doos tissues naast zich, maar voor het eerst in zijn loopbaan balt hij soms zijn vuisten.
Naar muziek vertaald betekent dit dat er soms, zoals in openingssong Don’t I Just, een gitaar begint te grommen of dat de percussie niet alleen dient als hekwerk, maar soms, zoals in het stampende Loose Ends, als sloophamer. Henson zingt nog steeds alsof hij bang is iets kapot te maken, maar het zooitje om hem heen stort soms heerlijk in. Het maakt zijn muziek dynamischer dan ooit tevoren.