Hij was in „opperbeste” stemming, de dag dat Kinna Alyany (69) op het vliegtuig stapte naar Nederland. Hij had zijn schoenen gepoetst, zichzelf keurig aangekleed. Het was een avontuur: de eerste keer zo ver van huis. „En als je vertrok naar Nederland, werd op de radio een verzoekplaatje voor je gedraaid. ‘Adjossi’, van Max Nijman, in mijn geval.”
Zijn moeder bleef achter op de luchthaven in Paramaribo. „Ik zie haar nog voor me. Ze was heel verdrietig. Want je gaat, je weet niet of je terugkomt. Er kan van alles gebeuren.”
Alyany behoort tot de eerste generatie Surinamers die naar Nederland kwamen nadat het land onafhankelijk was geworden, op 25 november 1975, dinsdag vijftig jaar geleden. In dat ene jaar maakten een recordaantal van veertigduizend Surinamers de oversteek, in de decennia daarna zouden nog ruim tweehonderdduizend volgen.
De slapeloze nachten in aanloop naar de grote dag. De liedjes op de radio. De koningin die langskwam
In een loods op een bedrijventerrein in Rotterdam-Feijenoord, in de stad waar veel gemigreerde Surinamers terechtkwamen, hangen aan foto’s van houten plantagehuizen in Suriname. In deze opslag huist de vereniging Difrenti Rutu, het is een ontmoetingsplek voor de Surinaamse gemeenschap. Al benadrukt oprichter Claire Cornet (56) dat „heel Rotterdam-Zuid” mag binnenlopen.
Het is, zegt Cornet, een „spannende week”, die herinneringen aanwakkert. Rosita (58), die ook is aangeschoven, knikt. De slapeloze nachten in aanloop naar de grote dag van de onafhankelijkheid. De liedjes op de radio. De koningin die langskwam. En vooral ook: de grote uittocht die volgde. „Iedereen wilde het goed hebben, mensen verkochten hun huizen. Mensen vluchtten het land uit.”

Vanaf links: Claire Cornet (56), Kinna Alyany (69) en Rosita Boldewijn (58).
Foto Bart Hoogveld
Zoom in
Madame-jeanette
Even verderop in Rotterdam, in het Fenix-museum over migratie op Katendrecht, vist Raghenie Bhawanie een madame-jeanette-peper uit een pan met water. Oorspronkelijk komt de scherpe gele vrucht uit Suriname. Ze is niet alleen scherp, zegt Bhawanie (41), terwijl ze er een gaatje in prikt. „Ruik maar. Tonen van fruit. Ananas. Mango.” De receptontwikkelaar en kookboekenschrijfster én tweede generatie Surinaamse Nederlander, gebruikt de peper veel: ze wil altijd een pittig component in hartige gerechten.
Bhawanie maakt op deze donderdagmiddag in de keuken van het museum een rotimaaltijd klaar voor 35 Rotterdamse gasten, ter ere van de onafhankelijkheid van Suriname. Dat die onafhankelijkheid niet alleen maar feestelijk was, beseft ze al te goed. Haar ouders kwamen terecht in Friesland, waar Bhawanie werd geboren en opgroeide. Voor haar ouders was de emigratie een cultuurschok, voor hun kinderen is Nederland hun thuisland.
Tegelijkertijd voelt Bhawanie zich diep verbonden met Suriname, het land van haar ouders. En ook met India, het land van haar voorouders. En met de ándere bevolkingsgroepen in Suriname, die ook deel uitmaken van de Surinaamse gemeenschap in Nederland. De viering van de onafhankelijkheid staat voor haar in het teken van die diversiteit.
Toen Suriname een kolonie was, had Nederland er baat bij de bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten, vertelt ze. Een opstand tegen de kolonisator vereist samenwerking. „Nu zijn die eenheid en gedeelde geschiedenis juist belangrijk”, zegt ze.
Daarom vindt ze het zo mooi dat de madame-jeanette-peper een van de weinige ingrediënten is die álle Surinamers gebruiken. „Of je nou Chinees, Javaans, Afro-Surinaams of Hindostaans bent, zoals ik, altijd heeft de madame-jeanette een plekje in de keuken.”
Lees ook
De eeuwige belofte van Suriname in woord en beeld

Bezinningsdag
Vanaf half zes druppelen de gasten binnen. Op de sierlijk ingedekte tafel liggen bananenbladeren naast de borden. Buurtbewoner Monique van der Burg (63) heeft haar broer Cees (69) meegenomen, die even over is uit Italië. Ze heeft collega’s en vrienden met Surinaamse wortels en vindt het belangrijk de geschiedenis te kennen. Dat zeggen meer gasten: de geschiedenis van Suriname is ook de geschiedenis van Nederland als kolonisator. Geen fraaie geschiedenis – maar wel ónze geschiedenis.
Daarnaast, zegt Van der Burg, is het heel leuk om samen te eten en de diversiteit van Rotterdam te kunnen proeven. Met een knipoog naar haar broer: „Dat is ook goed voor je culturele ontwikkeling.”
De onafhankelijkheidsviering voelt, zegt Claire Cornet in Feijenoord, voor sommige Surinamers dubbel. „Vandaag vroeg een collega: waarom vier jij feest? Ik vier het niet. Wat ik had meegemaakt, is niet om te vieren. Noem het een bezinningsdag, zei ze. Toen zei ik: maar we zijn wel vijftig jaar onafhankelijk van Nederland. Ook al gaat het niet goed met het land, we vieren wel feest. Het is vijftig jaar met vallen en opstaan.”
We zijn wel vijftig jaar onafhankelijk van Nederland. Ook al gaat het niet goed met het land, we vieren wel feest
Claire Cornet
vereniging Difrenti Rutu
Suriname wilde te snel onafhankelijk worden, vult Alyany aan. Het was de tijd van het kabinet-Den Uyl en Nederland wilde af van het koloniale verleden. Maar Suriname was volgens velen nog niet klaar om op eigen benen te staan. „De mensen die hiervoor hebben getekend, dachten vooral aan zichzelf. Veel Surinamers vonden dat ze niet goed voorbereid waren om onafhankelijk te worden.”
Geland in Nederland, viel vooral op hoever de bevolking afstond van Suriname. „We werden roetmop genoemd, of krullenbol”, herinnert Alyany.

In het Rotterdamse Fenixmuseum werd een diner gehouden ter gelegenheid van vijftig jaar onafhankelijk Suriname.
Foto Bart Hoogveld
Zoom in
Cornet: „Terwijl we eigenlijk broers en zussen van elkaar waren.” Op school in Suriname leerden ze Nederlandse kinderliedjes. Ze vierden Sinterklaas. Sneeuw hadden ze nog nooit gezien, maar iedereen wist wat een slee was. Cornet: „Wij waren Nederlanders! Wij kenden de Nederlandse kaart beter dan de mensen hier.”
Boldewijn begint te zingen. Groningen met Groningen. Friesland met Leeuwarden. Drenthe met Assen. Overijssel met Zwolle… Dat liedje leerden wij uit ons hoofd. Maar dan kwam je in Nederland en wist niemand iets van Suriname.”
Nog steeds, zegt ze, mist ze betrokkenheid van Nederland bij de Surinaamse gemeenschap. „Zoals nu. Ik had gehoopt dat Nederland echt betrokken zou worden bij wat we vieren.”
Lees ook
‘Nederlands burgerschap houdt niet op aan de Noordzee – de doorwerking van het verleden kun je niet zomaar stopzetten’

Bollywood
In Fenix krijgen de gasten voordat ze aan tafel gaan een portie pani puri van Charischa Gayadien (38). Pani puri is een snack uit India, meegenomen naar Suriname door de Hindostanen, die na de afschaffing van de slavernij als contractarbeiders op de plantages gingen werken.
Gayadien, eigenaar van The Pani Puri Bar, waarmee ze op feesten en evenementen staat, maakt een klein gaatje in de gefrituurde deegballetjes en vult die met kikkererwtenpasta, kiwichutney, ui, tamarindesaus en gekruid water. De balletjes moeten in één keer de mond in en zorgen voor een smaakexplosie. De gasten proeven met hun ogen dicht.
Ik zie eruit als de mensen daar, ik heb Hindi geleerd door Bollywoodfilms te kijken. Maar ik ga daar niet wonen, ik ben Rotterdammer
Charischa Gayadien
eigenaar van The Pani Puri Bar
Net als Bhawanie experimenteert Gayadien graag met smaken van verschillende culturen uit het land van haar ouders én van Nederland. Dus stopt ze rustig Hollandse groenten in de Surinaamse pom (gerecht van pomtayer-wortel met zoutvlees of kip) of in de pani puri. Feitelijk kun je er alles instoppen, lacht ze. „Mijn neefjes vullen ze met slagroom, hagelslag of ijs.”
Terwijl de schalen op tafel worden gezet, heeft Bhawanie een quizvraag voor de gasten: waar komt de roti eigenlijk vandaan? Ja, uit Suriname, maar het is van oorsprong een Indiaas gerecht, vertelt ze, net als de pani puri. Op tafel staan schalen aardappelen met kousenband, gestoofde pompoen en dahl van gele linzen. Chutneys van mango, limoen en tomaat. En Surinaams zuur van ingemaakte groente en fruit.
Koffers
Bhawanie legt de witte Nederlanders uit hoe je roti moet eten – niet door alles op de rotiplaat te storten en die op te rollen, zoals ze nogal eens ziet. Roti is Indiaas brood, legt ze uit. Je scheurt kleine stukjes af om daarmee de verschillende gerechten op je bord mee op te pakken. „Voor telkens het perfecte hapje.”
Bhawanie en Gayadien hebben nooit overwogen om in Suriname te gaan wonen. Gayadien is wel vaak in Suriname en voelt zich daar op haar gemak, al weet ze dat Surinamers haar als Nederlander zien. Datzelfde gevoel heeft ze in India. „Ik zie eruit als de mensen daar, ik heb Hindi geleerd door Bollywoodfilms te kijken. Maar ik ga daar niet wonen. Ik ben Rotterdámmer. Thuis is hier.”
De ouders van Claire Cornet zijn wel terugverhuisd, net als haar zusje, ook bij haarzelf kriebelt het weleens. „De dag dat mijn moeder zegt: het gaat niet meer, laat ik alles achter en ga ik voor mijn ouders zorgen. Dat heb ik mijzelf beloofd. En mijn ouders ook. Ik heb daar alles. Een huis, mijn familie. Ik hoef alleen mijn koffers te pakken.”
Boldewijn beaamt dat. „Nederland is mijn stiefmoeder. Als ik terugga, ben ik bij mijn echte moeder.”

Het Crossing Tables-menu in het Rotterdamse Fenix Plein.
Foto Bart Hoogveld
Zoom in
Lees ook
Roti en gezelschap: deze wandelgroep tegen diabetes bereikt Hindostanen wél

Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.