Zo gaan dorpelingen zelf op zoek naar een eigen symbool. In die zoektocht ontstaat de dorpsvlag: ongereguleerd, vaak ontworpen door inwoners, dorpsraden of lokale verenigingen. Dat levert originele vondsten op, maar minstens zo vaak regelrechte chaos.
“De bedoelingen zijn vaak goed, maar mensen flansen van alles in elkaar”, vertelt Van Westerhoven. Goed vlagontwerp begint wat hem betreft met één gouden regel: houd het simpel.
“Er staat vaak veel te veel op”, legt hij uit. “Kleuren die totaal niet samengaan, een dorpswapen dat er zomaar opgeplakt lijkt of, nog erger, teksten op de vlag.”
Vooral dat laatste is een hardnekkige valkuil. Neem de vlag van het dorp Groet in de gemeente Bergen. Een witte vlag met daarop het dorpswapen en in rode koeienletters ‘Groet’. “Een gebrek aan fantasie”, vindt Van Westerhoven. “Waarom doe je dit? Zo jammer.”
Het groen-blauwsyndroom
De vlag van Rijsenhout is volgens Van Westerhoven een ander voorbeeld waar het misgaat. Een tweekleur met een wapenschild dat nooit heeft bestaan: “Alsof het dorp iets ridderachtigs probeert te suggereren.”
Daarbovenop komt wat hij gekscherend het groen-blauwsyndroom noemt. Dorpen die vinden dat hun vlag noodzakelijk groen én blauw moet zijn, omdat er weilanden en water in de buurt zijn. “Maar dat geldt voor vrijwel elk dorp”, zegt hij droog. “Daar is niets unieks aan.”
Tekst loopt door onder de vlaggen.