‘Wan switi srefidensi dey’ (Fijne onafhankelijkheidsdag), zeggen we op 25 november. Surinamers feliciteren elkaar dan met de zelfstandigheid die het land, na bijna 300 jaar een kolonie van Nederland te zijn geweest, heeft bereikt. Maar er zijn ook Surinamers die dat liever iets anders hadden gezien. We waren nog te jong om onafhankelijk te worden”, zeggen zij.
Gezellig in Suriname
Ook de Surinaams-Hindoestaanse Widjai Sewbaransingh (81) deelt die mening. “Het leven in Suriname was heerlijk voor de onafhankelijkheid”, zegt Widjai die in 1944 werd geboren. Ze was 31 toen haar land onafhankelijk werd. “Het was toen leuk en gezellig”, vertelt ze over het Suriname van voor 1975.
“Het leven was niet luxe, maar het was wel gezellig. Iedereen liet z’n ramen en deuren open, want er was niemand die zomaar binnenkwam. Je voelde je veilig.” Dievenijzer, ook wel tralies, domineerde toen nog niet het straatbeeld. “Suriname was een mooi land, met zoveel schoonheid.”
Stress na de onafhankelijkheid
Maar na de onafhankelijkheid werd dat gevoel geleidelijk minder, zegt Widjai. “Iedereen raakte gestresst, we zagen het land achteruit gaan. Alles werd duurder: het eten en drinken bijvoorbeeld.”
“Voor de onafhankelijkheid had ik een salaris van 60 Nederlandse gulden, daar moest ik van rondkomen”, vertelt ze. “Dat ging makkelijk omdat de prijzen van de producten toen lager waren.” Na de onafhankelijkheid werd dat een stuk moeilijker.
‘Alles werd duurder’
“Dat was vooral vanaf 1990 goed te merken”, vult haar dochter Aartie van Tholl (48) aan. Ook zij zag hoe schaarste steeds meer een rol ging spelen in haar land. “Alles werd duurder, je moest naast je normale inkomen bijverdienen om goed rond te kunnen komen. Mijn moeder werkte in het onderwijs, mijn vader was verzekeringsagent. Toen hij met pensioen ging, was het heel moeilijk om rond te komen van één salaris.”
Ik heb nog hele mooie herinneringen aan Suriname, zoals hoe we op het balkon lekker in de zon zaten. En dan gaf mijn moeder ons te eten
Janelle over haar jeugd in Suriname
“Maar de goede jaren die waren geweldig”, vertelt ze over haar jeugd in Suriname. “Ik zou zo terug willen naar die tijd. Het eten was biologisch, er waren veel groenten en vis. Het was heerlijk. Maar helaas kunnen we die tijd niet terugdraaien.”
Een betere toekomst
In 1991 besloot de zus van Aartie Maya, daarom als eerste in de familie naar Nederland te vertrekken. Ze wilde, net als veel Surinamers uit die tijd, een betere toekomst voor haar gezin. “Ik was 6 toen we naar Nederland verhuisden”, vertelt haar dochter Janelle Ramcharan (41).
“Ik was klein, dus weet er niet heel veel meer van, maar mijn moeder vertelde mij later dat ik eigenlijk helemaal niet naar Nederland wilde”, merkt ze op. “Wel heb ik nog hele mooie herinneringen aan mijn jeugd in Suriname, zoals hoe we op het balkon lekker in de zon zaten. En dan gaf mijn moeder ons te eten”, blikt Janelle terug. Haar moeder is onlangs overleden.
Ondertekening van de verdragen tussen onafhankelijk Suriname met NederlandEconomische vluchtelingen
Dat de familie veel liefde heeft voor het land waar zij geboren en getogen zijn, is duidelijk. Moeilijk vonden ze het om hun land en cultuur achter te laten. “Als ik eerlijk ben, voelde het toch een beetje alsof we economische vluchtelingen waren”, zegt Aartie voorzichtig.
“Als mijn moeder niet eerder naar Nederland was gegaan vanwege haar gezondheid en als de situatie in Suriname beter was, dan weet ik eigenlijk niet of ik het had gedaan”, zegt ze over haar immigreren.
Hele andere wereld
“Je komt ook in een hele andere wereld terecht. Van buitenaf ziet het er best wel rooskleurig uit”, maar in werkelijkheid viel dat tegen. Aartie moest flink wennen, vooral aan het gevoel van urgentie dat in Nederland belangrijker is dan in Suriname.
“In Suriname komt er soms om het uur een bus. Hier gaat er om de 10 minuten een tram. Dus toen mijn moeder een keer tijdens de spits in een overvolle tram stapte, dacht ik: we kunnen ook wachten, er komt er straks weer een. Dus ik bleef buiten staan.”
Integreren
Dat werd haar niet in dank afgenomen. “Mijn moeder werd boos”, zegt Aartie lachend. “Die moest stipt om 8 uur ergens zijn.” Zelf had Aartie toen nog geen weet van hoe belangrijk op tijd zijn in Nederland is.
Ook het tempo waarmee ze sprak, vanwege haar accent, viel erg op. Vooral wanneer ze voor de klas stond. “De kinderen deden me dan na”, vertelt Aartie. “Mijn mentor op de pabo zei toen: ‘We zijn heel blij dat je er bent, je mag gewoon hele dagen voor de klas staan. Maar je moet wel echt sneller gaan praten.”
‘Ze was mijn rots in de branding’
Het aanpassen van haar gedrag om zo mee te kunnen komen in de Nederlandse maatschappij was af en toe een uitdaging. “Maar ik had een voordeel: ik had al een heel netwerk”, vertelt Aartie. “Mijn zus en haar twee kinderen waren al ‘vernederlandst’.”
Daarvoor is ze dankbaar. “Ik hoefde dingen niet helemaal zelf uit te zoeken, het was allemaal al voor mij uitgezocht. Mijn zus was mijn rots in de branding toen ik hier naar Nederland kwam”, zegt ze met veel trots.
‘Dit is net schaafijs’
“Inderdaad ja, zij kwam op latere leeftijd naar Nederland”, weet Janelle nog over haar tante. De twee verschillen 7 jaar. “Het leuke daaraan was dat ik veel dingen door haar ogen als de eerste keer beleefde. Haar eerste keer sneeuw bijvoorbeeld. Ik weet nog dat Aartie toen helemaal onder de indruk was, ze kon het niet geloven.”
“Ja, ik dacht: dit is net schaafijs”, vult Aartie aan. “Dus als grap zei ik toen tegen m’n zus: ‘Mag ik een beetje ervan in een bekertje doen, dan doen we er siroop bij’. Mijn zus zei toen: ‘Ben je gek?'”
Op vakantie
Door de jaren heen weet de familie hun weg in Nederland te vinden, maar ze vergeten nooit waar ze vandaan komen. Widjai en Janelle gaan zelfs regelmatig terug naar Suriname, voor vakantie. “Ik heb nog familie in Suriname, mijn zoon woont er nog”, vertelt Widjai.
“Een keer per jaar, of om het jaar ga ik dan op vakantie. Maar ik ben wel al over de 80, dus straks gaat dat wel minder worden. En soms heb ik echt heimwee ja, want de kou hier valt niet mee.”
Normen en waarden
Ook kleindochter Janelle is nog veel bezig met Suriname. “Ik hecht nog steeds heel veel waarde aan mijn land, ik ben daar geboren”, vertelt ze emotioneel. “Vanuit huis heb ik meegekregen om gastvrij te zijn en respect te hebben voor ouderen. Ik probeer dat vast te houden.”
“We hechten ook nog steeds heel veel waarde aan eten en het samenzijn. We zijn bijna elk weekend wel samen, ik weet niet beter dan dat. En ik zou het ook niet anders willen”, vertelt Janelle. “Ik maak dan roti of pom. Ik maak allerlei Surinaamse dingen klaar”, vult haar oma aan. “En als het aan Aartie ligt zou ze elke dag wel langskomen om te eten.”
Alleen nog Nederlands
Het enige wat ze na al die jaren los hebben moeten laten is de taal. “En dat vind ik wel heel jammer”, vertelt Janelle. “Thuis in Suriname hoorde ik Sranantongo, Sarnami, Engels én Nederlands. Dus je wordt dan eigenlijk standaard opgevoed met drie of vier talen. Dat vind ik heel mooi aan Suriname, we hebben best veel culturen.”
“Mijn kleinkinderen, die spreken eigenlijk geen woord Surinaams”, beaamt Widjai. “Ze weten hier en daar wel woordjes. Maar echt praten kan ik alleen met mijn dochter.”
‘In Suriname kom ik tot rust’
Ergens is dat dus de prijs die je betaalt om te integreren, kan de familie vertellen. “Ik voel me hier in Nederland ook wel echt thuis. Maar Suriname is nog steeds waar ik echt tot rust kom”, reflecteert Aartie. “Het is de lucht die in de vroege ochtend hangt, het zijn de vogeltjes die fluiten.”
“Het is de liefde en de warmte van de mensen daar. Iedereen maakt een praatje met je. Je ziet je buren dagelijks, ze lopen langs en vragen hoe het met je gaat. Dat mis ik wel heel erg ja.”
Verschil tussen arm en rijk
“Er is zoveel schoonheid”, vertelt ook Widjai. “Maar er zijn ook zoveel verschillen tussen arm en rijk. Mensen die hulp van familie uit Nederland krijgen die hebben het beter. De mensen die geen hulp hebben, wonen soms in een bouwvallig huis. Er zijn gezinnen die helemaal niets hebben.”
Widjai ziet dat, net als veel anderen, liever anders. Zij wenst dat haar land een kabinet krijgt dat ervoor kan zorgen dat Suriname weer het Suriname wordt waarin zij opgroeide. “Voor de onafhankelijkheid hadden we een aluminiumfabriek, een triplexfabriek en een suikerfabriek. Het land was vooruit aan het gaan.”
‘We waren nog te jong’
“Nu zijn bijna alle fabrieken kapot of weg”, gaat ze verder. “Zelfs de suiker, die Suriname zelf verbouwde, komt nu uit andere landen. We waren dus nog te jong om onafhankelijk te worden.” Ergens zijn Aartie en Janelle het daarmee eens. Maar zij begrijpen heel goed waarom een groot deel van de Surinamers achter de onafhankelijkheid in 1975 staan.
“Ik weet nog wel dat ik een discussie had over de onafhankelijkheid met een van mijn vrienden die veel later dan ik naar Nederland kwam en daar echt was opgegroeid”, vertelt Janelle. “Ik zei: ‘Misschien was het beter geweest als Suriname niet onafhankelijk was. En hij toen zei: ‘Maar nu kunnen we zelf bepalen hoe of wat. Al gaat het niet altijd goed, we kunnen het wel zelf bepalen’.”
Ander perspectief
“Daar had ik nooit echt bij stilgestaan”, gaat Janelle verder. “Ik keek er met een afstand naar, omdat ik eigenlijk toch voor het grootste deel hier ben opgegroeid, maar dat moment was een beetje een eyeopener.”
“Ik denk ook dat het jonge volk minder van de onafhankelijkheid heeft meegekregen, minder van de staatsgreep en minder van hoe het leven voor de onafhankelijkheid was”, vult Aartie aan. “Dus dan snap ik dat het kunnen maken van een eigen keuze heel belangrijk is. Vrijheid is natuurlijk niet vanzelfsprekend.”
‘Een beter Suriname alsjeblieft’
Wat wensen zij Suriname de komende 50 jaar toe? “Een toekomst met stabiliteit, vertrouwen en een rijke cultuur en diversiteit. Want Suriname verdient een vooruitgang waar iedere Surinamer trots op kan zijn”, antwoordt Janelle. “En ik hoop dat er een systeem komt dat daarbij kan helpen”, vult Aartie aan.
“Ik wens een kabinet dat het volk een kans geeft om te groeien. Ik wens dat mensen die het heel zwaar hebben en niet rond kunnen komen van een gemiddeld inkomen, worden voorzien van alle gemakken”, zegt ze. En zo denkt ook haar moeder Widjai: “Een beter Suriname alsjeblieft.”
In 2015 vierde Suriname 40 jaar onafhankelijkheid met een gedenksteen