Hij was net gekozen als nieuwe Tweede Kamervoorzitter en Thom van Campen beloofde meteen aan de pers zijn „partijpolitieke jas” aan de kapstok te zullen hangen. Iedereen begreep wat hij bedoelde, vanaf nu was hij geen VVD-Kamerlid meer, maar de onpartijdige, onafhankelijke voorzitter, die er is voor de Kamerleden van al die vijftien partijen.
Tegelijkertijd sprak Van Campen in metaforen, want er bestaat helemaal geen VVD-jasje, voor zover ik weet, en ook die kapstok zal niet net om de hoek hangen in de gang van het Kamergebouw. We geloven de nieuwe voorzitter op zijn woord, hij heeft een nieuwe functie gekregen, maar hij blijft er net zo uitzien, net zo klinken als vlak daarvoor. Misschien dat na verloop van tijd de rug van de voorzitter iets meer gestrekt zal zijn. Maar Van Campen heeft niet ineens een zichtbare verandering ondergaan, is nog steeds een witte, Nederlandse, 35-jarige man met donkerblond haar.
Het is dus een vertrouwenskwestie en zelfs een geloofskwestie of we in die man – een en dezelfde, toch weer een ander – de nieuwe voorzitter willen zien. Wij, de Kamerleden, de directe medewerkers van het Presidium en ook de thuiszitter voor de tv, moeten deze radicale transformatie ‘waar kijken’. Als er veel mensen steeds vaker knipperen met hun ogen, meewarig nee gaan schudden, is het snel gedaan met die gunfactor. Opschorting van ongeloof is de voorwaarde.
Attributen kunnen helpen. Britse rechters dragen bijvoorbeeld een pruik, Nederlandse burgemeesters hebben hun ambtsketen, er is de toga voor hoogleraren, advocaten, dominees et cetera. Katholieken oefenen iedere communiegang weer met die radicale transformatie, via de transsubstantiatieleer (brood en wijn veranderen volledig in het lichaam en bloed van Christus). En elke theaterbezoeker die Hamlet ziet verdringt even de duidelijk herkenbare Jacob Derwig.
Wanneer gaat het mis? Wanneer de privépersoon te duidelijk doorschemert in de publieke functie. Oud-voorzitter Martin Bosma was vast kundig in zijn Kamerrol, maar ik kon het gezicht van het parlement niet verenigen met dat van de PVV-ideoloog. Soms is er iets teveel bekend om de ‘geloofssprong’ te kunnen maken. De ‘schijn tegen’ kan al desastreus zijn.
Lees nu de biografie over Martin Luther King van de Amerikaanse journalist Jonathan Eig. Er zijn weinig mensen die zoveel morele moed hebben getoond als King, hij is een universeel voorbeeldmens; maar als alle seksuele escapades van de dominee, die nu onder het kopje ‘seksverslaving’ zouden vallen, algemeen bekend waren geweest, waren er beslist een stuk minder scholen naar hem vernoemd.
Kijk, dat had ik nu weer onterecht gevonden. Politiek gaat over politiek, en de privépersoon King kan je misschien dwangmatig seksueel promiscue noemen, als je van die termen houdt, maar met zijn strijd voor burgerrechten had het weinig uitstaande. Zijn beroemde I have a dream-speech gaat bepaald niet zwanger van seks. King werd tijdens zijn leven zo’n dertig keer gearresteerd, gevangen gezet, er vlogen brandbommen naar zijn huis, en dat alles niet vanwege zijn overspel.
Als je over Kings leven leest (1926-1968) ga je als vanzelf psychologiseren: zwart jongetje, middenklasse, het zuiden van Amerika tijdens de raciale segregatie. Had een strenge, ambitieuze vader, ook dominee. Jongen moest te volmaakt zijn, was uitgerust met een onverbiddelijk Ideaal-Ik. Je kan je voorstellen dat er flink wat demonen uitgelaten moesten worden.
Mag de privépersoon blijven bestaan achter de publieke persoonlijkheid? Het kan niet anders, het is een essentieel burgerrecht, dat afgescheiden privédomein.
Maar het private moet niet al te opzichtig uitsteken in het publieke, dan worden het de staken van een vogelverschrikker. Als dat beeld eenmaal beklijft, is het gedaan met de publieke persoon.
Stephan Sanders is essayist.
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.