Het internationaal recht is in volle beweging, het is springlevend. Wie zegt dat dat niet zo is, vertelt niet het volledige verhaal. Kijk naar het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag. Dat hield in september een historische zitting in de zaak tegen de Oegandees Joseph Kony. De rebellenleider wordt verdacht van onmenselijke misdrijven gepleegd door zijn Lord’s Resistance Army. Nog geen maand geleden verklaarde het ICC oud-militieleider Ali Muhammad Ali Abd-Al-Rahman schuldig aan oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid in Darfur. Binnenkort verschijnt de gewezen Filipijnse president Rodrigo Roa Duterte voor het Strafhof.

Even verderop in Den Haag heeft het Internationaal Gerechtshof onlangs een langverwacht advies uitbrengen over de Israëlische ‘verplichtingen’ met betrekking tot de ‘bezette Palestijnse gebieden’. In de tussentijd richtte de VN-Mensenrechtenraad in Genève nog een speciaal ‘accountability mechanism‘ op om internationale misdrijven in Afghanistan te onderzoeken. Het internationaal recht is overal.

Is dit hetzelfde ‘internationale recht’ dat blijkbaar begraven ligt op het kerkhof van Gaza? Ja. En nee. Het internationale recht is niet alleen maar goed, en ook niet alleen maar bloed en tranen. We moeten verhalen vertellen die zowel de successen als de mislukkingen van het internationaal recht begrijpelijk maken.

Op 6 oktober vroeg NRC zes experts: is het internationaal recht nog relevant ‘na Gaza’? Is Gaza een kantelpunt waarna de toekomst van het internationaal recht onzeker is? De ‘relevantie’ van het internationaal recht is een tijdloze vraag. Maar tegelijkertijd staat de discussie rondom de toestand van het internationale recht niet buiten de geschiedenis. Willen we iets zeggen over de toekomst, dan moeten we te rade gaan bij het verleden. Wat is internationaal recht, waartoe dient het, en hoe functioneert het? Met dat inzicht kunnen we beter begrijpen hoe het internationaal recht functioneert vis-à-vis genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. We zien dan dat het in elke situatie een eigen leven leidt: in Gaza, Oekraïne, Soedan, Congo, Myanmar.

Wat bedoelen we eigenlijk met de fundamenten van het internationaal recht? Sinds 1600 wordt het idee van internationaal recht zowel gebruikt als misbruikt. Het regelde diplomatieke betrekkingen, maar legitimeerde ook koloniale expansie, plundering en onderdrukking. Hugo de Groot, die vaak de ‘vader van het internationaal recht’ wordt genoemd, was een groot voorstander van de Nederlandse koloniale expansie. In 1604 kreeg hij van de VOC de opdracht om een juridische verdediging te schrijven voor de Nederlandse kaping van een Portugees goederenschip. De Groot betoogde dat oorlog een legitieme en rechtvaardige manier kon zijn om natuurlijke rechten op te eisen. Vier eeuwen later gebruikte de Verenigde Staten diezelfde logica om Irak binnen te vallen. De Groot en George W. Bush gebruikten het internationaal recht om dood en menselijk leed rechtvaardig te doen lijken.

Of willen we liever terug naar een recenter fundament? De naoorlogse democratische liberale rechtsorde van na 1945 misschien? Ook deze orde is op zijn eigen manier een koloniaal bouwwerk dat de onevenwichtige internationale gemeenschap bij elkaar moet houden. Vooral westerse landen hebben er voordeel van.

Het internationaal recht is een politiek product van consensus, akkoorden, regels maken, en regels overtreden. Het hangt ergens tussen ambitie en bruikbaarheid, moreel gebod en politieke noodzaak. In Gaza zien we hoe bruikbaarheid en politieke noodzaak het winnen van ambitie en moreel gebod. Als we beweren dat we op weg zijn naar een „primitievere wereld” waarin ieder uit eigenbelang handelt, dan negeren we de geschiedenis van de internationale orde die we zelf optuigden. In dat verhaal staat eigenbelang voorop.

Als we bij de vraag naar de toekomst van internationaal recht na Gaza de geschiedenis uit het oog verliezen, lopen we het risico te denken dat er vóór Gaza een pure, morele kern bestond. Maar dat is een juridische fantasie. Het is ook problematisch omdat het de mythe verspreidt dat internationaal recht een neutrale scheidsrechter is in plaats van een machtsinstrument.

Maar het internationaal recht is niet alleen een instrument. Het is ook vooral een specifieke taal—met eigen discourse, stijlfiguren, en emotie. Gaza maakt ons pijnlijk duidelijk dat verschillende groepen deze taal op verschillende manieren gebruiken. Sommigen gebruiken het om op te roepen tot rechtvaardigheid, bescherming en verantwoording. Anderen, zoals de Nederlandse regering, gebruiken het als excuus om niks te doen. En weer anderen, zoals de Israëlische en Amerikaanse regeringen, gebruiken het om internationale misdrijven goed te praten.

Deze verschillen zijn niet nieuw. Ik heb in rechtszalen gezeten waar juridische vertegenwoordigers van de Nederlandse staat zich opwierpen als pleitbezorgers voor het internationaal recht om de Syrische staat te beschuldigen van het martelen van haar eigen burgers. Maar dezelfde Nederlandse regering volgde de Verenigde Staten naar Afghanistan, terwijl de VS beschuldigd is van vergelijkbare martelingen in Abu Ghraib en Guantanamo Bay. De taal van internationaal recht heeft net zo’n getroebleerde en gepolitiseerde geschiedenis als de praktijk ervan.

Als de geschiedenis en het heden van het internationaal recht doordrenkt zijn van partijdigheid, politiek en selectiviteit, is er dan nog hoop voor de toekomst? De geschiedenis leert ons dat het internationaal recht consequent niet voldoet aan de roep om rechtvaardigheid – ondanks zijn grootse aspiraties. Maar – zoals Sergey Vasiliev, als een van de zes experts, al zei – toch is het internationaal recht na het massaal geweld van de 20ste eeuw niet irrelevant geworden. De reacties op de genocide in Gaza wijzen niet op een plotselinge irrelevantie van het internationaal recht, maar leggen de hypocrisie bloot van de partijen die het gebruiken en misbruiken. Daar komt bij dat net als in Oeganda of Darfur het recht soms pas veel later— soms decennia — een relevant rol gaat spelen, bijvoorbeeld bij het ICC. Dat is ook het reële verhaal van het internationale recht.

Het is tijd om andere vragen te stellen, en betere verhalen te vertellen. Wat betekent het om te leven in een wereld waarin macht en rechtvaardigheid, ambitie en realiteit met elkaar in conflict zijn? We moeten heroverwegen of het internationaal recht een panacee is dat al onze problemen zal oplossen. We moeten vooral een eerlijker verhaal vertellen over de geschiedenis, de doelen en het gebruik van dit recht – om te zien waar het fout gaat en waar het wél werkt. Als we kunnen begrijpen hoe het internationaal recht zowel de acties die gericht zijn op rechtvaardigheid als de enorme tekortkomingen in Gaza kan omvatten, dan kunnen we misschien een betere weg vooruit vinden.

Lucy Gaynor promoveert aan de UvA op het onderwerp Historical Narratives in International Criminal Trials.

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.

Waarom je NRC kan vertrouwen