Door: Geert Jan Darwinkel

Het moet voor Zuid-Molukkers in Nederland midden jaren 70 geen pretje zijn geweest. De haat en boosheid was voelbaar. Molukkers konden, als gevolg van de eerste kaping bij Wijster, deze week vijftig jaar geleden, op straat of in de supermarkt rekenen op scheldpartijen en verwensingen.

Niet iedere Molukker was van die haat overigens onder de indruk. Schuldgevoelens waren aan hen niet besteed. Velen waren nog altijd net zo kwaad op en teleurgesteld in de Nederlandse regering zoals hun landgenoten die verantwoordelijk waren geweest voor ‘Wijster’, in 1975. En dus zetten negen van hen anderhalf jaar later opnieuw een trein stil, nu bij De Punt. Wie niet wilde horen, die moest maar voelen.

Acht van de kapers van ‘De Punt’ waren voetballers. Dat deden ze bij de Asser voetbalclub Amboina, in 1962 opgericht in Kamp Schattenberg, het voormalige Kamp Westerbork. In z’n topjaren tikte Amboina zelfs even de tweede klasse aan.

De beste Molukse voetballer van de jaren zeventig speelde destijds in de Amsterdamse Watergraafsmeer, bij Ajax. Het was een kittige linksbuiten, vermaard om zijn onnavolgbare dribbels en geniale passeeracties. Zijn naam: Simon Tahamata, opgegroeid in Kamp Lunetten, onderdeel van de tweede generatie Molukkers in Nederland. Tahamata was een sympathieke voetballer, altijd goedlachs en een publiekslieveling pur sang. Het Simon, Simon galmde regelmatig door de Amsterdamse Watergraafsmeer.

Ook Tahamata kreeg de nodige schimpscheuten te verduren. Maar waar sommige Molukkers zich distantieerden van de kapingen, dook Tahamata niet weg. Tahamata, Ajacied én Oranje-international (22 interlands), had veel te verliezen. Maar dat interesseerde hem niks. De loyaliteit met zijn mede-Molukkers ging voor hem boven alles. Hij heeft zich altijd enorm met de Molukse zaak verbonden gevoeld en maakte van zijn hart geen moordkuil.

‘Ik heb altijd volledige achter hen gestaan’, zei Tahamata in 2013 nog maar eens tegen het voetbaltijdschrift Half 3 over de kapers, ‘en dat zal ik ook altijd blijven doen. Omdat ik in Amsterdam woonde en niet in het noorden, waar de actiebereidheid veel groter was, is mijn leven anders gelopen. Anders had ik wellicht ook bij die kapers kunnen zijn.’

Hoe verschrikkelijk die treinkapingen ook waren: met de loyaliteit van Simon Tahamata was in ieder geval niks mis. Zo onnavolgbaar als zijn dribbels waren, zo kaarsrecht was zijn ruggengraat.