Het lawaai kwam van alle kanten, die eerste januaridag van 2008 in het buurtschap Kiambaa, in de county Uasin Gishu in West-Kenia. Honderden jonge Kalenjin, de etnische groep die hier van oudsher de meerderheid vormt, kwamen in één lange rij oprukken over het grasland en de nog kale maisvelden. Naomi, boerin, dagloner en zelf behorend tot de Kikuyu, een minderheid in deze streek, was aan het koken in haar van leem en hout opgetrokken huis toen ze hun oorlogskreten hoorde. „Ho-hee-hóóó, ho-hee-hóóó,” doet ze voor, met lage, holle stem. Ze zag de rook in de verte, wat betekende dat de huizen verderop in brand waren gestoken.
Al dagen was er sprake van etnisch geweld in de streek, waarbij de Kikuyu-gemeenschap het doelwit was. Naomi aarzelde dan ook niet en rende naar het pinksterkerkje, een paar honderd meter verderop, van de Kenya Assemblies of God. Haar oma, dochter en kleindochter, een baby nog, en zo’n honderd andere Kikuyu waren er al. Hier zouden ze veilig zijn, was de gedachte.
Binnen was het propvol, buiten hadden Kalenjin, gewapend met pijl en boog, knuppels en kapmessen, de kerk omsingeld. Uit het niets kwamen de vlammen: matrassen en dekens die voor de houten deur waren gegooid, waren met benzine overgoten en in brand gestoken. De Kikuyu wilden wegvluchten, maar de Kalenjin hielden hen tegen. Op één na, een jongen die Emanuel heette. „Stop, stop, laat ze door,” riep hij. Naomi zag een opening en rende naar buiten, met de baby in haar armen, kort voor de lemen muren instortten. Haar oma en zeker zestien anderen stierven in de vlammen of overleden later aan hun brandwonden. Tientallen anderen moesten in een ziekenhuis behandeld worden.
Het geweld dat eind 2007 en begin 2008 uitbrak, met golf na golf van vergeldingsaanvallen, hield twee maanden aan
Het geweld rond Kiambaa maakte deel uit van de post election violence, dat uitbrak na de verkiezingen van 27 december 2007. Tegen alle opiniepeilingen en de trend van de eerste uitslagen in werd zittend president Mwai Kibaki tot winnaar uitgeroepen, met een nipte voorsprong op zijn rivaal Raila Odinga en diens running mate, de Kalenjin-politicus William Ruto. Een uur later werd Kibaki haastig beëdigd, zonder de hoge gasten die bij zo’n ceremonie horen.
Lees ook
Het liefst was Dieudonné ook gestorven: hoe een genocide ook dertig jaar later blijft doorwerken

Hier was verkiezingsfraude in het spel, was de algemene perceptie. De woede erover richtte zich in eerste instantie op de Kikuyu, de etnische groep waartoe president Kibaki behoorde. In Uasin Gishu vormen zij een minderheid. Veel Kikuyu hadden er na de onafhankelijkheid van 1963 land gekocht dat vrijkwam na het vertrek van Britse planters, waardoor ze als indringers werden gezien.
Het geweld dat eind 2007 en begin 2008 uitbrak, met golf na golf van vergeldingsaanvallen, hield twee maanden aan. Zeker 1.100 mensen kwamen erbij om, in heel Kenia; ruim 660.000 Kenianen raakten ontheemd. Er kwam pas een eind aan toen de politieke rivalen na internationale bemiddeling besloten samen te regeren: Kibaki bleef president, Odinga werd premier, Ruto werd minister van Landbouw.

Bij het geweld in januari 2008 werden veel Kikuyu die hun toevlucht hadden gezocht in een kerkgebouw levend verbrand.
Foto Christophe Calais/Corbis via Getty Images
Zoom in

Bij het geweld in januari 2008 werden veel Kikuyu die hun toevlucht hadden gezocht in een kerkgebouw levend verbrand.
Foto Christophe Calais/Corbis via Getty Images
Zoom in
Kantelpunt
Het is eind 2016 als Naomi, dan een late veertiger, en haar zus Tabethe, een jonge dertiger, over die dagen vertellen op een brede tweezitsbank in hun van hout en leem gebouwde huis, met een vloer van aangestampte aarde. Boven de bank hangt een ingelijste foto van een ernstig kijkende bejaarde. Hun oma.
Naomi en Tabethe houden hun achternamen liever uit de krant vanwege de Kalenjin die rondom hen wonen. Sinds zij zich plotseling tegen de Kikuyu in hun midden keerden, vertrouwt Naomi geen enkele Kalenjin meer. „Je weet niet wat er in hun hart leeft,” zegt ze. „Als een slang je eenmaal bijt, blijf je altijd bang.”
Tabethe kent zeker drie ‘aanvallers’ die ze destijds bij de kerk zag staan, vertelt ze. Eén van hen heeft ze onlangs drie dagen lang geholpen met de maïsoogst. De boer weet dat zij weet welke rol hij destijds speelde, maar ze praten er niet over. Ze voelt zich daar niet goed over, maar ze moet overleven. „Ik heb geen keuze.”
‘Kiambaa’ werd een kantelpunt in hoe de wereld naar het geweld keek. Beelden van een rolstoel bovenop de zwartgeblakerde resten van de kerk, waarvan de eigenaar is verbrand, gingen de wereld over. Hier was meer aan de hand dan woede over een stembusuitslag.
Als stap naar verzoening werden in mei 2009 bij een officiële ceremonie veertien geïdentificeerde slachtoffers van de brand in de kerk begraven, plus zeker 22 ongeïdentificeerde lichamen, wier dood aan de brand was toegeschreven. President Kibaki leidde de officiële herdenkingsdienst. Veel verzoening bracht die echter niet: bijna alle genodigde Kalenjin-leiders uit de omgeving waren weggebleven.
Lees ook
Rwanda verwerkt nog altijd zijn trauma. Wat helpt? Als de daders oprecht berouw tonen

Naomi en Tabethe zijn op die decemberdag in 2016 graag bereid de graven te laten zien. Bij een van golfplaten gemaakt noodkerkje staan en liggen verweerde houten kruizen, beschilderd met zwarte letters, met 1 januari 2008 als sterfdatum. Soms staat er een naam op, soms alleen unknown.
Naomi moet een tijd zoeken naar het kruis van haar oma. Het ligt diep verscholen in het hoge gras, in een hoek van het veld. De plank met haar oma’s naam, geboorte- en sterfdatum, is in tweeën gespleten.

De herbegrafenis van de grootmoeder van Naomi en Tabethe in mei 2009, op een door haar kleindochters bewaarde foto, aangetast door vocht.
Foto privéarchief
Zoom in
Nieuwe kerken
In juni 2022, bij een hernieuwd bezoek aan Kiambaa, zijn Naomi en Tabethe beter af. Inmiddels leven ze in stenen woningen, met een televisie in de woonkamer, met de foto van hun oma bij Naomi aan de muur.
Het kerkterrein bij Kiambaa oogt nu totaal anders. Er staan twee imposante stenen kerken in aanbouw, tientallen vierkante meters groot. De ene gebouwd van blokken gasbeton, de andere van natuursteen, met uitsparingen voor gebogen ramen, zoals gotische kerken hebben. Van de kruizen of de graven is niets meer te zien.
Het is enkele maanden voor de verkiezingen. Belangrijkste presidentskandidaten zijn William Ruto, sinds 2013 vicepresident, en Raila Odinga, leider van de coalitie Azimio la Umoja. Wat blijkt: Ruto’s partij UDA financiert de ene kerk, via Ruto’s lokale vertrouweling Oscar Sudi, parlementslid en zakenman. De ‘gotische’ kerk wordt gesponsord door Odinga’s coalitie.
Nabestaanden als Tabethe en haar zus is niets gevraagd over de nieuwe kerken, zegt Tabethe. „Ruto bouwt de kerken, want hij wil een goede indruk maken omdat hij gekozen wil worden. En hij wil dat we het geweld vergeten,” vertelt ze in haar woonkamer met drie driezitsbanken.
Toen haar oma nog leefde, was het leven gemakkelijker, zegt ze met weemoed. Haar broers luisterden naar de oudere vrouw, ook als ze dronken waren. „Ik hoop dat er ooit een mooi graf voor haar komt.” Hoe dat eruit moet zien? „Er moet een monument komen, met een groot kruis. En een tekst speciaal voor oma.” Ze weet wat erop moet komen. „Ik wens je een veilige reis. Onze Heer Jezus Christus zal je ontvangen. Je wilde nog niet gaan, maar je werd daartoe gedwongen.”
We zijn een kerk van de levenden, niet van de doden
Paul Karanja
pastor
Die zondag wordt in het noodkerkje in Kiambaa een dienst gehouden, voor een groep kinderen en hooguit 25 volwassenen. „We zijn een kerk van de levenden, niet van de doden”, zegt pastor Paul Karanja na de preek over de graven. „We willen mensen niet herinneren aan het geweld.” Op de vraag of de kerken in aanbouw niet erg groot zijn voor de kleine gemeente, zegt hij dat je vooruit moet kijken. De streek, nu nog bestaand uit maisvelden met woningen zonder elektriciteit, „zal zich ooit ontwikkelen tot een metropool”.
In het kantoor van de katholieke mensenrechtenorganisatie Justice and Peace in het nabijgelegen Eldoret, toont Samuel Kosgei zich verbolgen over de kerken in Kiambaa. De bouw ervan is „een manier om de geschiedenis uit te wissen”. Politici willen af van de etterende wond, „die hen eraan herinnert dat ze de mensen in hun eigen district niet konden beschermen”.
Kosgei en de toenmalige bisschop van Eldoret behoorden tot de eerste hulpverleners die bij de smeulende resten van de kerk in Kiambaa kwamen, een paar uur na de brand. „We vonden dertien lijken in de kerk, één er vlak voor, en dan waren er nog drie mensen in ziekenhuizen bezweken aan de brandwonden.”

Zoom in

Zoom in

Zoom in

Zoom in
Op de plek van het geweld verrezen twee nieuwe kerken, waarvan een nooit is afgebouwd.
Foto’S Marnix de Bruyne
De katholieke kerk had alerter moeten zijn, voegt hij peinzend toe. „We hadden het perceel moeten kopen kort na de brand, toen alles nog vers en chaotisch was. Dan hadden we er goed voor kunnen zorgen tot we er een monument konden oprichten. Nu is het te laat. De grond is van de Kenya Assemblies of God, zij mogen ermee doen wat ze willen.”
Zonder transformatie, zonder openbare excuses, kunnen mensen niet loskomen van wat er is gebeurd
Samuel Kosgei
mensenrechtenorganisatie Justice and Peace
Maar hij baalt ervan, want de wonden in de gemeenschap zijn nog vers. „Zonder transformatie, zonder openbare excuses, kunnen mensen niet loskomen van wat er is gebeurd en kan de geschiedenis zich herhalen.”
‘Beeld van schaamte’
In november 2024 blijkt in Kiambaa de grootste kerk helemaal te zijn afgebouwd. De deels helder wit geschilderde buitenmuren van de kerk blinken in de zon, binnen is de vloer bedekt met glanzende, beige plavuizen. Bij de ‘gotische’ kerk is het enige verschil dat er nu een dak op zit. Op de plek van de graven groeit gras. Nog altijd herinnert niets aan de hier begraven in de vlammen omgekomen Kikuyu.
Binnen leidt Paul Karanja de dienst in een paars maatpak met bruin-goud gestreepte stropdas. Zijn wens de gemeente te zien groeien, is niet uitgekomen: slechts zeven van de dertig blauwe plastic stoelen rond het podium, in een zaal waarin wel tweehonderd passen, zijn bezet.
Napratend in zijn werkkamer blijkt Karanja verrassend open over de bouw van de kerken. Karanja had vaak tot God gebeden om „het beeld van schaamte, van zonde” rond de kerk in Kiambaa te veranderen. Het aanbod om een nieuwe kerk te financieren door Oscar Sudi, die volgens Karanja de naam van de Kalenjin wilde zuiveren, kwam dan ook als geroepen. Toen leden van de Azimio-coalitie met eenzelfde aanbod kwamen, bedacht hij dat een twééde kerk mooi als zondagsschool kon dienen voor kinderen en tieners. Zo begon de bouw van de ‘gotische’ kerk.
Nadat William Ruto de verkiezingen had gewonnen, hield Sudi woord en liet hij de ‘hoofdkerk’ afbouwen. Vertegenwoordigers van de Azimio-coalitie, die de verkiezingen had verloren, zeiden hem dat hij voltooiing kon vergeten. „De moederkerk, de Kenyan Assemblies of God, heeft toen zelf het dak betaald, om vloer en muren te beschermen tegen de regen.”
En de graven? Nog altijd wil Karanja zelfs geen plaquette plaatsen ter herinnering aan de tragedie. „Dat zou niet verstandig zijn. Dan blijven de mensen maar aan de gebeurtenissen van toen denken. Mijn gemeente is gemengd, er zijn Kikuyu en Kalenjin. Sommigen zouden gekwetst worden.”
Monument
Naomi, inmiddels 53, is nog nooit in de nieuwe kerk geweest en is dat ook niet van plan. Ze heeft haar eigen Pinksterkerk, de Harvest Connection, waar ze zondags soms heen gaat. „Ze hadden dat geld voor die tweede kerk moeten gebruiken om de graven op te knappen”, zegt ze in haar huis verderop.
Nog altijd hoopt ze dat er een monument komt voor de slachtoffers van Kiambaa. Op een herdenking daar zouden haar vroegere buurtgenoten wellicht afkomen, die ze graag weer spreekt. „Er zijn zóveel mensen gevlucht en nooit teruggekomen.”
Tabethe denkt er iets anders over dan haar zus. Ze overweegt lid te worden van Karanja’s kerk, vertelt ze. Dan zou ze elke week dicht bij haar oma zijn. „Als ik aan die tijd terugdenk, voel ik liefde. Ook ben ik nog altijd gelukkig dat ik nog wél leef.”
Dan blijkt Tabethe een eigen monumentje in huis te hebben. Ze gaat voor naar haar slaapkamer en wijst op een ruwhouten bijzettafeltje. Toen ze naar haar huis terugkeerde, na een lang verblijf in een tentenkamp voor ontheemden, bleek het tot op de grond te zijn afgebrand, met alles erin. Alleen een bijzettafeltje en een stoel hadden de vlammen overleefd. „De stoel heb ik opgestookt, ik had brandhout nodig. Maar het tafeltje heb ik altijd bewaard als herinnering.”
Dit is een bewerkte voorpublicatie van Als een slang je bijt, blijf je altijd bang – Geweld en straffeloosheid in Kenia. Op 4 december spreekt Marnix de Bruyne over dit boek op de bijeenkomst ‘De erfenis van etnisch geweld in Kenia en Rwanda’ in Spui25 in Amsterdam.
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.
Waarom je NRC kan vertrouwen