•
Vandaag
•
leestijd 2 minuten
•
2328 keer bekeken
•
bewaren
De publieke omroep ondergaat op dit moment een intellectuele amputatie. Niet één grote ingreep, maar een reeks kleine operaties waarbij telkens iets verdwijnt dat we ons als samenleving nauwelijks kunnen veroorloven te verliezen. De vingers van kritische journalistiek. De spieren van cultuur. De zenuwbanen van onderzoek. En uiteindelijk het hart: programma’s die opkomen voor mensen die zichzelf niet kunnen verdedigen.
Het aanbod dat nu overblijft is vooral licht, snel en verhandelbaar. Ik mis straks de programma’s die verdiepen in plaats van verkopen van kijkcijfers. Zomergasten. Kassa. Kunstseries. Documentaires met aandacht. Satire die prikt. Formats die vertellen wat het betekent om mens te zijn, niet wat het oplevert.
Wanneer juist die programma’s verdwijnen, zegt dat iets over de richting waarin we worden geduwd. De publieke omroep wordt gedwongen te denken als een commerciële speler, terwijl haar bestaansrecht juist ligt in wat de markt níet oppakt. De televisie was ooit een plek waar je als burger, niet als consument, serieus werd genomen. Waar zorg, kunst, armoede, ongelijkheid en machtsmisbruik een podium kregen. Waar kwetsbaarheid zichtbaar gemaakt.
De huidige bezuinigingen raken vooral de redacties die diepgang leveren en mensen beschermen die geen claim kunnen leggen op aandacht. Mensen in de zorgklem. Mensen met een beperking. Mensen die buiten de mainstream vallen. Hun verhalen zijn niet “rendabel”, en dus verdwijnen ze als eerste in de stilte.
Dit is publieke verwaarlozing. We verliezen geen televisie, we verliezen tegenmacht. Plaatsen waar journalistiek vertraagt in plaats van versnelt.
De vraag is niet welke programma’s stoppen. De echte vraag is: willen we nog een publieke omroep die de samenleving weerspiegelt, in plaats van slechts een markt te bedienen?
Zonder dat antwoord, amputeren we verder tot er niets meer over is dat nog kan denken, voelen, of terugpraten.

