John de Mol heeft zijn mediabedrijf min of meer naar zichzelf vernoemd — ’talpa’ is latijn voor ‘mol’ — maar Joop van den Ende wil dat in zijn geval allemaal niet te ver doortrekken.
Door onze entertainmentredactie
© NPO
Tv- en musicalmiljardair Joop van den Ende heeft bewust besloten om het door hem gerenoveerde DeLaMar Theater in Amsterdam niet het Joop van den Ende-theater te noemen. Ondanks dat het bloed, zweet en tranen kostte. “Het is niet zomaar tot stand gekomen. Het is in twee jaar tijd gebouwd, maar de voorbereidingen daarvoor kostten zes jaar.”
Bloed, zweet, tranen
Joop vertelt in de Party dat de renovatie echt voor onrust zorgde. “Alle tegenwerkingen die je kunt hebben, hebben we gehad en uiteindelijk is het er gekomen. Vanaf de dag dat wij ermee begonnen zijn, zijn er al 4,5 miljoen mensen in het DeLaMar Theater geweest en die geven het theater een 9,6, 9,7 in waardering.”
Hij vervolgt: “Het is natuurlijk heel fijn als je het publiek kan amuseren, het publiek kan ontroeren. Dat ze ontvangen worden in het DeLaMar Theater, waar ze welkom zijn. Dat er altijd picobello uitziet. Goed onderhoud, goed personeel, goede directie, dat is de doelstelling geweest van de VandenEnde Foundation.”
Na de oorlog
Na de oorlog werd het theater opgericht door cabaretière Fien de la Mar. Amsterdam benaderde Joop in 2005 met de vraag of hij het DeLaMar Theater nieuw leven in wilden blazen. “Toen de gemeente vroeg of ik het wilde gaan doen met de VandenEnde Foundation, samen met mijn vrouw en het bestuur, stond het DeLaMar Theater op instorten.”
“Het was nooit echt een professioneel theater geweest. Het was een oude school die tot theater was verbouwd. Ik ben hartstikke trots op het verbouwde DeLaMar Theater. Dat ik dit heb bereikt en aan de stad heb mogen schenken waar ik geboren ben, als hele eenvoudige, arme jongen.”
Joop-theater
Waarom koos Joop ervoor om het gerenoveerde theater het DeLaMar te noemen? “Dat is nooit de bedoeling geweest. Ik heb 29 theaters gehad. Nu heb ik er nog maar één. Niet één van alle theaters draagt mijn naam.”
Hij besluit: “In Amerika gebeurt het wel. En ook op andere plekken in de wereld, maar dat is niet iets Nederlands.”