De jonge Jelle Troelstra verblijft twee jaar op Geheebs vooruitstrevende kostschool in Haubinda, waar moderne pedagogische ideeën worden gevolgd.
Zo moesten de leerlingen na ieder lesuur bijvoorbeeld naar buiten om te rennen.
Een van de meest aangrijpende fragmenten gaat over het moment dat Jelle met zijn vader naar Duitsland vertrekt.
“Ach, de pijn, die destijds door me heenging, toen ik het kleine, kleine mensje aan zijn vaders hand de hoek om gaan – terwijl ik wist dat hij snel die trouwe hand ook zou moeten missen! En dan die leegte in mijn huis en mijn leven!”
Volgens Vreeling wordt Sjoukje door al deze spanningen tijdelijk blind.