Zijn eerste nare herinneringen stammen uit de tijd dat hij vier, vijf jaar was. ‘Ik hield als kind enorm van eten, maar ik kon nooit alles op krijgen. Die laatste restjes moest ik per se opeten. Ik kreeg dan een lepel in mijn mond geduwd. Dan kwam het eten via mijn neus weer naar boven en moest ik kotsen. Mijn pleegmoeder schreeuwde dan: Waag het niet, waag het niet. En dan moest ik mijn eigen kots opeten. Dat zure, ik weet nog precies hoe dat smaakt.’
Op een gegeven moment vindt de kleine Darius er iets op: hij propt stiekem een deel van zijn warme hap in zijn broekzak. Al snel stuit zijn pleegmoeder bij de was op de etensresten. ‘Toen kreeg ik klappen en bleef ze me tot kotsen toe volproppen.’
‘Dit is normaal, dacht ik toen’
Hij voelt zich steeds vaker diep ongelukkig in het gezin. ‘Ik was angstig en gestrest. Ik kon er als kind nooit precies de vinger op leggen. Waar je ook bent als kind, je voelt je er thuis. Of het nou goed of slecht is. Dit hoorde er uiteindelijk ook bij, dacht ik toen. Dit was normaal, maar als je ouder bent realiseer je pas: dit is helemaal niet normaal.’ Het gaat van kwaad tot erger, vertelt het vroegere pleegkind.
‘Mijn pleegvader werd steeds agressiever. Dat was vaak in opdracht van mijn pleegmoeder, die vond dat ik dan gestraft moest worden. Naarmate ik ouder werd, nam de agressie verder toe. Er zijn momenten geweest dat ik bang was dat hij me ging vermoorden.’
Aan het werk: Stallen uitmesten en onkruid wieden
Nog iets wat ook bij het veelbesproken gezin in Niekerk gebeurt: Hij wordt aan het werk gezet. Hij moet onder meer stallen uitmesten, zware drinkbakken naar de paarden brengen, onkruid wieden. ‘Ik moest altijd voor een bepaalde tijd klaar zijn. Meestal vier uur in de middag. Als ik dan nog niet klaar was of ik had het niet goed had gedaan, werd ik gestraft. Moest ik direct naar bed zonder eten of kreeg ik klappen.’
Hij wordt ondertussen groter en dus ook sterker. ‘Ik begon op den duur zelf ook agressief te worden. Als een soort reactie. Ik schaam me ervoor, maar ik begon op een gegeven moment onze hond te mishandelen. Als ik klappen kreeg, reageerde ik dat op de hond af. Ik snap nog steeds niet waarom ik dat deed.’
Zware medicijnen
In die periode zit hij zwaar aan de medicijnen. ‘Ik kreeg allerlei stempels opgedrukt. Autisme, pdss en adhd, noem het maar op. Ik heb het mijn pleegmoeder een keer horen zeggen: hoe zwaarder de beperking, hoe hoger de vergoeding. Toen ik daar later weg was, bleken die ziektebeelden helemaal niet te kloppen.’
De zware medicijnen worden voorgeschreven door een dokter in Groningen. ‘Ik kreeg onder meer risperdal voorgeschreven. Dat wordt gebruikt bij schizofrenie, maar dit paste helemaal niet bij die zogenaamde ziektebeelden. En waar ik later ook achter kwam: mijn pleegmoeder gaf mij van die medicijnen een hogere dosis dan was voorgeschreven. Ik werd er heel lusteloos en depressief van. Toen ik daar eindelijk weg was, bleek al snel dat die ziektebeelden helemaal niet klopten.’
Het wordt rustiger na komst nieuw pleegkind
Op een gegeven moment wordt het allemaal wat rustiger voor hem. Dat valt samen met de komst van een tweede pleegkind in het gezin: een jongetje van drie. ‘Toen ging de aandacht meer naar hem. Ze deden met hem hetzelfde als met mij. Mishandelen en vernederen. Onze pleegouders sliepen vaak lang uit en dan mochten we onze kamers niet uit. Met als gevolg dat je wel in je broek of in een hoek van de kamer moest plassen. Daar werd je dan weer voor gestraft. Ik zag bij hem hetzelfde gebeuren.’
Op school wil het met hem niet zo lukken. Zeker als hij als 12-jarige naar de middelbare school moet. ‘Mijn pleegmoeder liet de betrokken scholen vooraf al weten dat ik allerlei ziektes had en agressief was. Die wilden me dan al niet meer hebben. Ik ben zelfs een poos thuis geweest. Ik werd dan als klein kind zes dagen per week aan het werk gezet bij een bedrijf in de buurt. De leerplichtambtenaar zei na een half jaar dat ik toch echt naar school moest.’