In een tijd waarin de rijkste man ter wereld, Elon Musk, een beloningspakket krijgt dat mogelijk oploopt tot 1.000 miljard dollar, mag het niet verbazen. De superrijken van de wereld worden almaar rijker. Op ranglijsten als de Billionaires List vanbes zie je bijna in real-time de vermogens toenemen van Amerikaanse techbazen, Europese luxe-industriefamilies, Indiase industriëlen en (steeds meer) Chinese ceo’s.

Maar worden de multimiljardairs ook relatíéf rijker, dus laten ze de middenklasse en de armste groepen achter zich? Ja, zo valt op te maken uit het woensdag gepubliceerde World Inequality Report 2026, een groot dat sinds 2018 is verschenen. De vermogensongelijkheid op de wereld neemt volgens dit rapport ongekende vormen aan. Een van de auteurs ervan is Thomas Piketty, de Franse econoom die met zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw (2013) het debat over ongelijkheid nieuw leven inblies.

Een greep uit de andere conclusies uit het lijvige, breed opgezette ongelijkheidsrapport: de kloof tussen de rijkste en armste landen van de wereld blijft hardnekkig, mede door de voordelen die rijke landen binnen het wereldwijde financiële systeem. De vermogenden van de wereld veroorzaken de meeste klimaatschade, die juist de minst vermogenden raakt. En de economische ongelijkheid van mannen en vrouwen – toch al groot – blijkt .

„Ongelijkheid is al lang een bepalende karaktertrek van de wereldeconomie, maar in 2025 heeft deze niveaus bereikt die dringend aandacht vragen”, staat in het rapport, opgesteld door het World Inequality Lab, onderdeel van het onderzoeksinstituut Paris School of Economics.

Inkomens- en vermogensongelijkheid vormen de kern van het rapport. Die zijn enorm – en nemen toe. Om met de inkomens te beginnen: op wereldschaal verdient de 1 procent met de hoogste inkomens (een groep van slechts 56 miljoen mensen) 2,5 keer zoveel als de gehele onderste helft van de mondiale inkomensladder. Dit alles is al gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen (dus: ook als je ermee rekening houdt dat je met 1 dollar vele malen meer kunt kopen in Burundi dan in de Verenigde Staten, zijn de inkomensverschillen enorm).

Zoom je binnen de rijkste groep aardbewoners verder in, dan blijkt dat de 0,1 procent rijksten evenveel verdient als de armste 50 procent. „Dit betekent dat een groep mensen die niet groter is dan de bevolking van Singapore, hetzelfde aan inkomen binnenkrijgt als de helft van de wereldbevolking”, aldus het rapport. In de jaren 1980-2025 zijn de inkomens van de ’top’ 0,1 procent sneller gestegen (met 2 procent per jaar) dan de inkomens wereldwijd gemiddeld (1,1 procent).

Topvermogens dikken verder aan

Extremer nog is de vermogensongelijkheid. 0,001 procent van de volwassen wereldbevolking (een duizendste dus, oftewel 56.000 mensen) heeft meer vermogen dan de gehele armste helft van de wereldbevolking , tevens gecorrigeerd voor koopkracht. Het vermogen van deze rijkste groep is sinds medio jaren negentig sneller gegroeid (met tussen de 4 en 9 procent per jaar) dan dat van de massa daaronder (tussen de 2 en 4 procent).

Onvermijdelijk is het allemaal niet, zo benadrukken de auteurs van het World Inequality Report. Ongelijkheid is een „politieke keuze”, schrijven ze. Hoe meer superrijken de kans krijgen om belasting te ontlopen, hoe groter , hoe minder publiek geld er is voor , hoe groter de ongelijkheid.

Bij het aanpakken van de wereldwijde ongelijkheid is „de enige oplossing” het aanpakken van „klassenongelijkheden”, zei Piketty in een persconferentie over het rapport. „Het gaat niet alleen om herverdeling tussen landen, maar ook echt bínnen landen, waar we vermogende groepen moeten laten meebetalen.” Ook in opkomende economieën als Brazilië, Zuid-Afrika en India, waar „heel rijke mensen” zijn, moet dit gebeuren, aldus de Franse econoom.

Een recent initiatief van Brazilië, dat vorig jaar G20-voorzitter was, om miljardairs effectiever internationaal te belasten, werd door westerse landen genegeerd of zelfs (door de VS) tegengewerkt, zo beklaagde Piketty. Dat Braziliaanse plan – een internationale minimumbelasting van jaarlijks 2 procent op vermogen van miljardairs – kwam uit de koker van de Frans-Amerikaanse econoom Gabriel Zucman, tevens verbonden aan World Inequality Lab. Zucman maakte onlangs in Frankrijk naam met zijn (door politiek links omarmde) pleidooi voor een rijkentaks (taxe Zucman) om het Franse begrotingstekort te verkleinen; hij werd daarin gesteund door Piketty.

Lees ook

15 procent belasting voor bedrijven? Dat is echt te weinig, zegt topeconoom Gabriel Zucman

15 procent belasting voor bedrijven? Dat is echt te weinig, zegt topeconoom Gabriel Zucman

Inspiratie uit het verleden

Makkelijk is het niet om ongelijkheid politiek aan te pakken, schrijven de auteurs van het rapport. Het wordt zelfs steeds moeilijker, want lage inkomensgroepen en laagopgeleiden stemmen steeds vaker rechts, schrijven ze. Bovendien hebben vermogenden via campagnefinanciering een grote invloed op de politiek. Toch houden de auteurs hoop, waarbij ze inspiratie putten uit het verleden.

Europa wist in een eeuw tijd de inkomensongelijkheid flink in te dammen, Piketty bijvoorbeeld tijdens de persconferentie. Het verschil in inkomen tussen de rijkste 10 en de armste 50 procent was een eeuw geleden in Europa gigantisch: de top verdiende honderd keer meer dan de onderste helft. Nu is dit nog zo’n tien à 15 keer keer zoveel – een stuk betere score dan in andere delen van de wereld.

Piketty: „Als je dit honderd jaar geleden tegen Europese elites had verteld, zouden ze hebben gezegd: dit is communisme! De wereld zal ten ondergaan, de economie zal instorten. In werkelijkheid slaagden Europese landen erin de ongelijkheid flink te verkleinen, terwijl ze rijker dan ooit werden.” Hoewel Europa dus een relatief gunstig beeld laat zien wat betreft inkomensongelijkheid, neemt , onder meer in Nederland.

De ongelijkheid tússen landen op de wereld blijft intussen hardnekkig. Gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen verdient iemand in Zuidelijk Afrika zo’n 300 euro per maand, ver onder het wereldwijd gemiddelde van 1.200 euro. Inkomens in Europa (2.900 euro) en Noord-Amerika plus Oceanië (3.800 euro) liggen aan de top.

Het economisch gewicht in de wereld „beweegt terug” naar Azië, staat in het rapport (rond het jaar 1800 lag het daar eveneens), maar het Westen blijft voorlopig rijker. Oost-Azië, met daarin het snel opgekomen China, komt op een maandinkomen per inwoner van 1.500 euro.

Uitgesplitst naar land is Burundi (maandelijks inkomen: 50 euro) het armste land, Taiwan (maandelijks inkomen: 4.100 euro) het rijkste. Nederland staat samen met Zweden op plek vier van de landen met hoogste maandelijks inkomen (3.700 euro).

Dé manier om ongelijkheid te keren is onderwijs, staat in het rapport. Maar juist wat betreft dat onderwijs is de wereldwijde ongelijkheid groot. Per inwoner in de schoolleeftijd wordt in Zuidelijk Afrika 200 euro door de overheid per jaar besteed, in westerse landen ligt dat tussen de 7.400 en 9.000 euro.

Westerse financiële dominantie

Zie die kloof maar eens te overbruggen. Veel van de armste landen, zei Piketty, betalen meer rente op de schulden aan rijke landen dan ze kunnen uitgeven aan onderwijs en gezondheidszorg. De schuldenberg van de armste landen is een groeiende kopzorg van beleidsmakers, onder meer van de Wereldbank, die vorige week in een rapport noteerde dat de rentebetalingen van ontwikkelingslanden in 2022-2024 hoger waren dan het geld dat ze ontvingen van donoren.

Volgens Piketty en zijn collega’s heeft die schuldsituatie te maken met een historisch opgebouwde onbalans in het mondiale financiële systeem. Geïndustrialiseerde landen (de VS, uit Europa, Japan) hebben harde valuta, financiële centra en bepalen internationale bankenregels. Daardoor kunnen ze zelf goedkoop lenen, zelfs wanneer ze (zoals de VS) zelf grote financiële- en handelstekorten kennen. „Het resultaat is een vorm van oneerlijke handel: armere landen maken elk jaar grote delen van hun bbp over naar rijkere landen, waardoor ze minder ruimte op de begroting hebben”, staat in het rapport. Daardoor kunnen ze minder investeren in „essentiële” zaken als onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur.

Hoe moet dit worden aangepakt? In de persconferentie stelde Piketty dat het Internationaal Monetair Fonds meer geld beschikbaar moet stellen aan arme landen, gedekt door rijke landen. Het IMF verleent landen financiële steun in de vorm van zogeheten speciale trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR’s). Dat zijn internationale valutareserves gedekt door harde valuta, waaronder de dollar, de euro en de yen.

Vlak na de financiële crisis (2009) en tijdens de coronacrisis (2021) stelde het IMF al extra SDR’s ter beschikking aan arme landen. Op deze manier, zei Piketty, kan het IMF in feite een „wereldwijde valuta” uitgeven die de ongelijkheid in het wereldwijde financiële systeem kan verminderen. De Britse econoom John Maynard Keynes pleitte vlak na de Tweede Wereldoorlog al voor een mondiale munteenheid, zei Piketty. Probleem is dat westerse landen aan zo’n oplossing zouden moeten meewerken binnen het IMF. Vooralsnog hebben zij het meeste stemgewicht bij het Fonds; de VS hebben zelfs vetomacht.

Klimaat als kapitaalprobleem

De jongste editie van het ongelijkheidsrapport bespreekt ongelijkheid op een hele brede manier en gaat voor het eerst in op de klimaatschade die samenhangt met vermogensbezit. Klimaatverandering wordt een „kapitaalprobleem” genoemd.

Bekend en veelbesproken is dat rijke landen verantwoordelijk zijn voor de meeste emissies, ook historisch gezien. Daarbij wordt in rapporten veelal gekeken naar vervuilende consumptie in rijke landen: fossiele auto’s, vliegreizen, vlees, plastic. De auteurs van het World Inequality Report voegen daar een dimensie aan toe: vermogensongelijkheid. De vermogendste 10 procent van de wereldbevolking is verantwoordelijk voor 77 procent van de broeikasgasemissies, berekenden ze. ‘Vermogen’ draait daarbij om het eigenaarschap van vervuilende bedrijven, of van aandelen daarin. Met andere woorden: wie kapitaal bezit draagt indirect bij aan het klimaatprobleem. De negatieve gevolgen daarvan (natuurrampen, mislukte oogsten) zijn juist het voelbaarst in arme landen, waar mensen ook amper vermogensbuffers hebben om klappen op te vangen.

Onderbetaalde vrouwen

Extra aandacht krijgt in de editie van 2026 ook genderongelijkheid. In alle delen van de wereld werken vrouwen meer uren dan mannen – als je tenminste onbetaalde huishoudelijke taken en zorgtaken meerekent. Neem Europa: mannen in de werkzame leeftijd (15-64 jaar) doen gemiddeld 27 uur aan betaald werk per week, vrouwen 20. Maar reken je onbetaalde zorgtaken mee, dan werken vrouwen 51 uur en mannen 44 uur. De toch al hoge loonkloof – mannen verdienen in Europa per uur 18 procent meer dan vrouwen – schiet omhoog als je dit informele, onbetaalde werk meerekent, naar 47 procent. In andere delen van de wereld, bijvoorbeeld in Azië en Afrika, is deze volgens de auteurs „echte” loonkloof nog veel groter, tussen de 80 en 90 procent.

Gendergelijkheid, staat in het World Inequality Report, is „niet alleen een kwestie van eerlijkheid”, maar ook een kwestie van economische efficiëntie. „Economieën die de arbeid van de helft van hun bevolking te weinig belonen, ondermijnen hun eigen capaciteit om te groeien en om weerbaar te zijn.”

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.

De journalistieke principes van NRC