Aan het eind van de middag in mei 2020 stopt een vrachtwagen met Spaanse nummerplaat bij een loods in Ermelo. In de vrachtwagen zitten twee mannen. De man in de bijrijdersstoel slaapt en wordt wakker gemaakt door zijn collega. Hij stapt uit en wandelt naar de loods om hulp te vragen voor het lossen van de vracht. Het is donker in de loods; hij ziet drie mannen in de weer met dozen. Op dat moment verschijnt de politie. De agenten vinden hennep in de dozen, 205 kilo in totaal, en ze arresteren iedereen, inclusief de Spaanse man die in de bijrijdersstoel van de vrachtwagen zat. Hij wordt verdacht van de illegale in- of uitvoer van hennep. De man zegt niets met de drugs te maken te hebben, hij was er alleen om een vracht te lossen. Toch wordt hij in afwachting van een rechterlijk oordeel zeven maanden gevangen gezet. Dan spreekt de rechter hem vrij: hij acht niet bewezen dat de vrachtwagenchauffeur iets met de drugs te maken had.
In een tweede zaak haalt een schoonmaker enkele zakken suikermelasse op in Werkendam en vervoert die naar Utrecht. ‘Miel’ en ‘agrorisaraida’ staat op de zakken, maar er blijkt cocaïne in te zijn opgelost. De verdachte wordt acht maanden in voorlopige hechtenis geplaatst, tot hij wordt vrijgesproken door de rechter. De schoonmaker verklaart dat hij op verzoek van een collega met het busje de spullen moest ophalen en daar tweehonderd euro voor zou krijgen. Van de drugs weet hij helemaal niets af, zegt hij. ‘Tijdens zijn gevangenschap is mijn cliënt, die nooit eerder met drugs in aanraking is geweest, wel zijn baan kwijtgeraakt en heeft zijn vrouw een depressie gekregen’, vertelt de advocaat van de schoonmaker.
Een derde verdachte stapt als passagier in een bestelbus, waar achterin cocaïne verstopt zit in een doos, vertelt zijn advocaat. De bestelbus wordt tegengehouden door de politie en alle inzittenden worden aangehouden. Op de drugs is geen dna van de verdachte te vinden en de politie vindt ook geen enkel ander verband tussen hem en de drugs. Toch wordt de verdachte een jaar in voorlopige hechtenis geplaatst – tot de rechter goed naar zijn zaak kijkt en hem vrijspreekt.
De gevangenissen in Nederland zitten bomvol. Veroordeelde criminelen die een celstraf krijgen van maximaal een jaar worden door personeelstekorten en plaatsgebrek tot twee weken eerder vrijgelaten. Meer dan drieduizend veroordeelden lopen bovendien vrij rond omdat er geen plek voor hen is. Toenmalig staatssecretaris Ingrid Coenradie (pvv) stelde in februari van dit jaar dat er ‘honderden miljoenen nodig zijn om de gevangenisproblemen op te lossen’.
Maar wie goed kijkt naar wie er wél in de gevangenis zit, ziet iets opmerkelijks: bijna de helft van de gevangenen is nog helemaal niet veroordeeld. Jaarlijks wachten zo’n dertienduizend verdachten in de cel tot de rechter hun zaak behandelt. Zo stromen de gevangenissen vol met verdachten die op dat moment nog onschuldig zijn.
Voorlopige hechtenis is het ‘ultimum remedium’, het allerlaatste middel dat de rechter alleen mag inzetten als hij dat écht noodzakelijk acht en als alternatieven zoals een enkelband niet mogelijk zijn. Toch is Nederland Europees gezien een koploper in het opleggen van voorlopige hechtenis. Het percentage gedetineerden dat zonder veroordeling vastzit is de laatste vier jaar zelfs gestaag toegenomen. Investico, NOS op 3 en De Groene Amsterdammer doken daarom in de praktijk van voorlopige hechtenis. We zetten een enquête uit onder strafrechtadvocaten en spraken zestien van hen. We deden daarnaast een uitvraag via de beroepsvereniging van de rechtspraak en interviewden ruim twintig rechters en officieren. Hoe kan het dat rechters zoveel mensen zonder veroordeling in de overvolle gevangenissen blijven zetten?
Uit ons onderzoek blijkt dat juist het OM de drijvende kracht is achter het opleggen van voorlopige hechtenis. Als de officier voorlopige hechtenis wil, willigt de rechter bijna altijd diens verzoek in. Daarbij rekken ze de wettelijke gronden op. Het resultaat is dat de gevangenissen gevuld raken met gedetineerden die verdacht worden van feiten die niet met geweld te maken hebben.
Bovendien legt voorlopige hechtenis de basis voor rechtsongelijkheid: wie in voorlopige hechtenis belandt krijgt een zwaardere straf dan wie eraan ontsnapt. Het idee dat rechters aan het einde van de rit je straf bepalen, is daarmee onhoudbaar: vroege beslissingen die onder tijdsdruk en met weinig informatie worden genomen bepalen in overweldigende mate de uitkomst van een strafzaak.
‘Wij spreken slachtoffers en dan hoor je wat voor impact de zaak heeft gehad’, zegt officier van justitie Alexander van Dam. ‘Wij voelen ons tot ons diepste verantwoordelijk voor de veiligheid van de samenleving.’ Van Dam, die als officier van justitie verdachten opspoort en vervolgt, moet de eerste stap nemen en de rechter vragen – vorderen – om iemand in voorlopige hechtenis te plaatsen.
De officier heeft een belangrijk doel voor ogen: het beschermen van de samenleving. ‘Als wij een zware crimineel naar huis sturen, dan gaat die gewoon keihard door’, zegt collega-officier Wouter Bos. ‘Dat zijn verdachten die criminaliteit als levensstijl hebben. Wij willen dat die gozer gestopt wordt.’
Drie dagen na arrestatie beslist een rechter-commissaris op het verzoek van het OM om de verdachte nog twee weken vast te houden. Dat moet onder hoge tijdsdruk. ‘We krijgen dan een kwartier leestijd en een half uurtje om de inhoud van het dossier met de verdachte te bespreken’, zegt rechter Vincent Mul. ‘Vaak is het politieonderzoek nog in volle gang. We nemen dus heel snel een belangrijke beslissing terwijl we slechts beperkte informatie hebben.’ Geregeld zijn de dossiers, soms honderden pagina’s dik, pas op de dag van de beslissing beschikbaar. En dit voor vijf tot negen zaken op een dag. ‘Het is dan scannen als een gek’, zegt een andere rechter. ‘We kunnen niet rustig lunchen en proberen alles te snellezen. Soms zoek je gewoon op trefwoorden. Pas op, we zijn erin getraind en bij kleinere zaken zoals een simpel diefstalletje is het ook prima te doen. Maar voor de grotere dossiers, of zaken die genuanceerd liggen, is het lastig.’
Als iemand twee weken heeft vastgezeten, moet het OM een nieuw verzoek indienen. Dan is het aan de raadkamer, een gezelschap van drie rechters, om te beslissen of iemand tot negentig dagen vast blijft zitten. En ook dit gebeurt snel: de beslissing valt in slechts tien minuten tijd; rechters hebben tot wel twintig van zulke zaken per dag. Als de negentig dagen om zijn, kijkt een raadkamer opnieuw naar de zaak. Zo kan voorlopige hechtenis steeds verlengd worden, telkens op verzoek van de officier van justitie. ‘De rol van de officier van justitie is enorm belangrijk’, zegt rechter Mul. ‘Hun verzoek om voorlopige hechtenis op te leggen is meer dan een mening, het is voor ons rechters het vertrekpunt. En daarop moeten we beslissen.’
Als een officier aangeeft dat een verdachte niet in voorlopige hechtenis hoeft, dan zal de rechter ook volgen, is de ervaring van Mul. En als de officier een vlammend betoog houdt om een verdachte in voorlopige hechtenis te plaatsen? ‘Dan kan de rechter nog steeds zelfstandig beslissen om het niet te doen, maar dat zal toch minder vaak het geval zijn.’
Van bijna driehonderd ondervraagde strafrechtadvocaten vindt negentig procent
Dat blijkt ook uit door ons opgevraagde cijfers. De rechter volgt in 94 procent van de zaken het verzoek van het OM om een verdachte alvast vast te zetten. Negentig procent van deze verdachten gaat direct door naar de cel.
Het opleggen van voorlopige hechtenis is op papier goed geregeld. Het mag alleen omwille van specifieke redenen, bijvoorbeeld als de rechter vreest dat de verdachte zal vluchten of het politieonderzoek zal saboteren. Dit zijn heldere en afgebakende criteria, die ook meteen het minst worden opgevoerd.
Vaker gebruiken rechters en officieren het criterium van de ‘ernstig geschokte rechtsorde’ om een verdachte op te sluiten. In theorie gaat dit alleen op voor de allerzwaarste delicten, met een celstraf van twaalf jaar of meer. Toch zien we het criterium steeds maar weer terugkomen, bij vechtpartijen, uitgaansgeweld en bolletjesslikkers.
Wanneer is die rechtsorde dan ernstig geschokt? vroegen we aan rechters. ‘Bij zeer heftige feiten’, zegt de een. ‘Wanneer de samenleving zodanig wordt opgeschrikt dat er van ons verwacht wordt een verdachte op te sluiten’, zegt een ander. Een derde rechter: ‘Wanneer er bij een redelijk denkend mens onrust en onbehagen zou ontstaan als de verdachte wordt vrijgelaten.’ ‘Krantenkoppen’, zegt de vierde. Een ander beweert het tegenovergestelde: ‘media-aandacht is niet noodzakelijk’. Een officier vat het samen: ‘Ik neem mijn moeder altijd als criterium.’
De meest gebruikte reden om verdachten vast te zetten is echter de angst voor herhaling: de zogeheten recidivegrond. Maar hoe bepalen rechters de kans dat iemand in de toekomst weer in de fout gaat? ‘Dat is niet moeilijk’, zegt een pas gepensioneerde rechter. ‘Ik kijk naar het reclasseringsrapport, zij hebben van die modellen die het recidiverisico kunnen voorspellen.’
De Reclassering neemt doorgaans bij iedere verdachte een toets af, die bestaat uit twaalf vragen, waaruit je zogenoemde recidivescore rolt. De vragen gaan over strafblad, opleidingsniveau, inkomen en de ‘armoedescore’ van de wijk waarin de verdachte woont.
Met deze toets is het een en ander mis, blijkt uit onderzoek van hoogleraar privaatrecht en juridische AI Gijs van Dijck. Hij onderzocht de werking van het algoritme en zag dat deze behoorlijk foutgevoelig is: in een derde van de gevallen rolt er een foute voorspelling uit. Nog ernstiger is dat de test discriminatoir is: laagopgeleide verdachten uit arme wijken scoren per definitie hoger, ongeacht waarvan ze worden verdacht.
Van Dijck schreef dat met het gebruik van het algoritme ‘de Reclassering en ook rechters’ zich laten leiden door voorspellingen die regelmatig niet kloppen ‘en waarbij ongelijke behandeling op basis van ras, sociale klasse of andere sociale ongelijkheden op de loer ligt’. Hij waarschuwde de Reclassering vijf jaar geleden, maar de toets wordt nog altijd gebruikt. Op onze vraag waarom ze deze test steeds gebruiken, verwijst de organisatie naar hun reactie van vijf jaar geleden omdat deze ‘nog steeds actueel’ is. Daarin zegt de Reclassering dat het voorspellingsmodel slechts een deel is van hun volledige beoordeling. Ze benadrukken dat het niet etnisch profileert, omdat ‘etniciteit of migratieachtergrond’ niet rechtstreeks in het model zijn opgenomen.
Ondertussen kijken rechters nog steeds naar de uitkomsten van de toets, vertellen ze ons. Daarbij maken ze ook zelf een beoordeling over de kans dat iemand weer in de fout gaat. ‘Als iemand geen rode cent heeft of geen dak boven zijn hoofd, is het herhalingsgevaar groot’, zegt een rechter.
Een crimineel verleden weegt zwaar, zeggen rechters. Maar ook zonder strafblad zijn ze bang voor de kans op herhaling. ‘Dan zeggen rechters: hoe kan het toch dat iemand zonder strafblad zo’n feit begaat, daar moet wel iets aan de hand zijn’, zegt Gerard Mols, die tot voor kort als raadsheer-plaatsvervanger werkte.
Soms is zelfs de simpele verdenking van een bepaald feit voor rechters voldoende om te vrezen voor herhaling. Zo zien wij dat rechters in verschillende mishandelingszaken precies dezelfde woorden van de officier op exact dezelfde manier herhalen. De mishandeling was een ‘disproportionele reactie’ op ‘een geringe aanleiding’ en daarom moet voor herhaling worden gevreesd. Een soortgelijk argument geldt ook voor ‘lucratieve’ criminaliteit. ‘Er zijn rechters die zeggen: als je bij een criminele organisatie zat, ben je afhankelijk geworden en dus doe je het automatisch weer’, legt een rechter uit. Ook bij drugszaken is vaak het argument dat de handel in drugs zo lucratief is dat de verdachte als die op vrije voeten komt wel door móet gaan.
‘Recidivegevaar heb je altijd, als je dat wil’, zegt Gerard Mols. Rechter Jacco Janssen noemt het criterium zelfs ‘de moeder van alle criteria’ of de ‘stoplap’. Voorlopige hechtenis, in theorie het allerlaatste middel voor de rechter, blijkt in de praktijk een passe-partout waarbij het benodigde criterium altijd wel gevonden wordt.
dat voorlopige hechtenis te vaak of te lang wordt opgelegd
Ook advocaten maken zich er druk over. Wij ondervroegen bijna driehonderd strafrechtadvocaten: negentig procent van hen zegt dat voorlopige hechtenis te vaak of te lang wordt opgelegd.

Zo stromen de gevangenissen vol met verdachten in plaats van veroordeelden. In de meeste gevallen gaat het niet om moord, doodslag of verkrachting. Uit door ons opgevraagde cijfers blijkt dat slechts een derde van voorlopig gehechten daar zit op verdenking van een ernstig geweldsdelict. Veruit de grootste groep, 42 procent, zit in voorlopige hechtenis voor een vermogensmisdrijf zonder geweld, zoals een diefstal of inbraak.
Bovendien zitten jaarlijks vijftienhonderd mensen, ruim tien procent van de voorlopig gehechten, onschuldig in de cel. Zij worden uiteindelijk vrijgesproken. De staat betaalt hen jaarlijks zo’n zeven miljoen euro aan schadevergoedingen uit.
In voorlopige hechtenis wacht een regime dat strenger is dan wanneer je bent veroordeeld. Voorlopig gehechten brengen meer tijd in hun cel door en aan re-integratietrajecten mogen ze niet deelnemen – ze zijn immers voor de wet nog onschuldig.
‘Verdachten in voorlopige hechtenis kunnen moeilijker hun eigen strafzaak voorbereiden dan verdachten op vrije voeten’, zegt hoogleraar Joep Lindeman, die onderzoek deed naar de rechtspositie van verdachten in voorlopige hechtenis. Ze hebben geen eigen telefoon, laptop of internet. ‘Om je eigen digitale dossier te kunnen lezen heb je specifieke toestemming nodig.’ Ook voor advocaten is het moeilijker om de strafzaak voor te bereiden en met hun cliënt in contact te komen. ‘Er zijn niet altijd genoeg beschikbare overlegkamers en momenten waarop gedetineerden mogen bellen. Er is dus sprake van slechtere toegang tot rechtsbijstand en dat doet echt afbreuk aan de rechtsbescherming van verdachten in voorlopige hechtenis.’
Door voorarrest op te leggen, willen rechters voorkomen dat verdachten opnieuw de fout in gaan. Wie vastzit, kan moeilijk recidiveren, is de gedachte. Maar uit onderzoek blijkt dat celstraf op de langere termijn de kans op recidive juist verhoogt. ‘Naarmate je langer vastzit is de kans natuurlijk groter dat je je baan kwijtraakt, dat je je woning kwijtraakt, dat je partner er vandoor gaat, dat je schulden oplopen’, zegt Jacques Claessen, bijzonder hoogleraar herstelrecht aan de Universiteit Maastricht, die onderzoek deed naar elektronische detentie als vervanging voor een korte celstraf. Dat zorgt ervoor dat mensen die vastzitten ongeveer dubbel zoveel kans hebben om later opnieuw in de fout te gaan.
Wie in de rechtszaal verschijnt, denkt dat de rechter met alle benodigde informatie een onafhankelijk oordeel velt. Maar het vreemde is: beslissingen over voorlopige hechtenis, die in het begin van een zaak snel en met weinig informatie worden genomen, bepalen reeds in grote mate welke straf iemand uiteindelijk krijgt.
Omdat de rechtspraak overbelast is en het zittingsrooster vol is, laten rechtszaken soms jaren op zich wachten. Maar wie in voorlopige hechtenis zit, krijgt voorrang: de zaak blijft bovenaan de stapel en komt sneller op de rol. Voor ‘vrije voeters’, verdachten die niet vastzitten, geldt het tegenovergestelde: de prioriteit is eraf, de zaak komt op de lange baan. Rechters geven dan niet meer zo snel gevangenisstraf, zeggen ze. ‘Je hebt dan te maken met een verdachte die ondertussen een leven buiten de gevangenis heeft.’ Een ander zegt vrije voeters ‘met enige regelmaat’ milder te straffen.
Wanneer we officieren met deze redenering van rechters confronteren, raken we een gevoelige snaar. Ze hebben het gevoel dat daders op deze manier hun straf ontlopen. Officier Ernst Pols wordt er boos van. ‘Wij zouden er veel minder moeite mee hebben om géén voorlopige hechtenis te vorderen als de rechter alsnog gevangenisstraf zou opleggen. Maar dat zien we in de praktijk vaak niet gebeuren.’
Officieren zetten voorlopige hechtenis in om te voorkomen dat verdachten gevangenisstraf ontlopen. Dat is tegen de wet. Maar meerdere officieren doen het, schrijven ze in onze uitvraag. ‘Omdat de zaken van vrije voeters vaak erg lang slepen en de straf daardoor veel minder zwaar wordt’, antwoordt er een. ‘Heel vaak!’ schrijft een ander.
En rechters gaan erin mee. Verschillende rechters geven toe voorlopig gehechten weleens zwaarder te straffen dan ze eigenlijk passend vinden om de tijd in voorlopige hechtenis ‘te dekken’. Wie in voorlopige hechtenis zit, krijgt zo doorgaans een zwaardere straf dan wie eraan ontsnapt. Daarmee legt voorlopige hechtenis de basis voor rechtsongelijkheid.
Het vreemde is, het mág helemaal niet. In 2021 oordeelde het Europees Hof dat Nederland het Verdrag voor de Rechten van de Mens schond door verdachten vast te houden zonder dat rechters goed konden uitleggen waarom. En sindsdien is er te weinig veranderd, concludeerde het College voor de Rechten van de Mens dit najaar. Het College riep Nederland op snel maatregelen te treffen om een nieuwe veroordeling van Nederland bij het Europees Hof te voorkomen.
‘Je zit vast, tenzij je sterke papieren hebt om naar huis te gaan. Maar het moet zijn: je komt vrij, tenzij de overheid sterke papieren heeft om je vast te houden’
Rechters en officieren reageren gelaten. De discussie over voorlopige hechtenis doet meer kwaad dan goed, zeggen officieren. ‘Er bestaat soms de indruk dat er lichtzinnig wordt omgegaan met voorlopige hechtenis’, zegt een officier. ‘Maar dat is mijn ervaring zeker niet.’ Ook officier Wouter Bos zegt dat ‘onterecht het beeld is ontstaan dat iemand maar te pas en te onpas in voorlopige hechtenis wordt gezet. Ik vind dat niet. Wij maken telkens een individuele afweging’, zegt hij. ‘Voorlopige hechtenis is een groot goed. Ik zou het heel zorgelijk vinden als we in de zware criminaliteit massaal mensen snel naar huis zouden sturen. Wij zijn al een enorm drugsland.’
Ook verschillende rechters vinden niet dat ze minder voorlopige hechtenis zouden moeten opleggen. Het ‘wordt alleen toegepast als het noodzakelijk wordt bevonden’, schrijft er één. ‘Efficiënt en rechtvaardig’, noemt een rechter de huidige praktijk. Een ander zegt soms ‘blij’ te zijn als iemand die zijn leven inmiddels goed op de rit heeft, al in voorlopige hechtenis gezeten heeft, ‘dat maakt het makkelijker’, want dan heeft de dader al gezeten en hoeft hij bij veroordeling niet opnieuw naar de gevangenis.
Het is een ‘cultuur van voorbestraffing’, zegt hoogleraar strafrecht Miranda Boone. ‘Er lijkt overeenstemming te zijn binnen het strafrecht dat het niet zo slecht is als mensen hun straf al in voorlopige hechtenis uitzitten.’ Maar het mag niet, verduidelijkt ze. ‘Als een officier voorlopige hechtenis vordert om te voorkomen dat een verdachte zijn straf ontloopt, dan neemt de officier de plaats van de rechter in. Dat druist in tegen het idee van een onafhankelijke rechter die op basis van alle informatie uit het onderzoek op de zitting uitspraak doet.’ Het is ‘niet acceptabel’, zegt ze. ‘Dan kent de officier zijn plek niet.’
De discussie over voorlopige hechtenis is heel fundamenteel, zegt hoogleraar Boone. ‘Dat moet ook, want als je iemand van zijn vrijheid berooft is dat de meest verregaande inbreuk op iemands rechten.’ Daar komt bij dat eenmaal in voorlopige hechtenis je de mogelijkheid verspeelt om iets ánders op te leggen, zoals een taakstraf. ‘Terwijl we daarvan weten dat het minder schadelijk is, dat er positieve effecten zijn en dat het tot minder recidive leidt dan gevangenisstraf.’
Daar komt nog bij dat voorlopige hechtenis niet iedereen even zwaar treft, zegt Boone. ‘Disproportioneel veel mensen in voorlopige hechtenis hebben een migratieachtergrond’, zegt ze. ‘We weten uit wetenschappelijk onderzoek dat mensen met een buitenlandse nationaliteit eerder in voorlopige hechtenis worden gezet. Dat geldt ook voor mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats.’
‘Rechters debatteren bij de inhoudelijke behandeling uitgebreid over een paar uur meer of minder taakstraf, maar beslissen bij het opleggen van voorlopige hechtenis in enkele minuten over tot wel negentig dagen gevangenis’, zegt Gerard Mols. Na zijn emeritaat als hoogleraar schreef hij naast zijn werk als raadsheer-plaatsvervanger een boek over voorlopige hechtenis. ‘Je zit vast, tenzij je sterke papieren hebt om naar huis te gaan. Terwijl het moet zijn: je komt op vrije voeten, tenzij de overheid sterke papieren heeft om je vast te houden.’ Hij wijst naar de Raad voor de rechtspraak. ‘Zij hadden het, nadat het Hof Nederland in 2021 veroordeelde, tot een speerpunt moeten maken.’
De Raad voor de rechtspraak zegt in een reactie ‘wel degelijk veel aandacht voor (de motivering van) de voorlopige hechtenis’ te hebben. De Raad vindt het belangrijk dat rechters met elkaar het gesprek blijven voeren of er nog terughoudender kan worden omgegaan met voorlopige hechtenis. Dit geldt ook voor het OM, benadrukt de organisatie.
Verder schrijft de Raad dat voorlopige hechtenis inderdaad ‘strafverhogend kan werken’ maar ‘dat niet zo hoeft te zijn’. Op onze conclusie dat voorlopige hechtenis hiermee de basis legt voor rechtsongelijkheid schrijft de organisatie ‘niet verbaasd’ te zijn. ‘Het is goed om hier als rechtspraak bewust van te zijn. Reden te meer om, beginnend bij het OM en vervolgens ook bij de rechtspraak, het aantal verdachten in voorlopige hechtenis zo veel mogelijk te beperken.’
Voor het OM is het ‘terugdringen van voorlopige hechtenis geen doel op zich’. Dat officieren voorlopige hechtenis inzetten om te zorgen dat verdachten hun straf niet ontlopen, zegt het OM ‘niet te herkennen’. ‘We bekijken iedere zaak kritisch en we vorderen alleen voorlopige hechtenis als daartoe voldoende gronden bestaan.’
Al vijftien jaar vecht strafrechter Jacco Janssen tegen het gemak waarmee voorlopige hechtenis wordt opgelegd. In 2013 vergeleek hij de werkwijze in een artikel met een ‘efficiënte koekjesfabriek’, waarbij voorlopig gehechten zonder dat hier al te veel over wordt nagedacht als koekjes uit de fabriek rollen. Vorig jaar herhaalde hij zijn standpunt nog eens, omdat ‘na een korte storm’ de discussie weer helemaal was verdwenen. En ook nu is er nog nauwelijks iets veranderd, zegt hij. ‘Je moet best wel hard tamboereren om aandacht te krijgen, maar ook dat heeft niet gewerkt’, zegt Janssen. In plaats van zelfkritiek, levert zijn aanklacht vooral hoongelach op. ‘De rechtspraak is een gesloten bolwerk.’
Lees ook:




