
Meester I.S., Man met een gezwel op zijn neus, 1645
© Nationalmuseum, Stockholm
De Lakenhal in Leiden toont, in een opvallend donkerblauwe zaal, schilderijen van een schilder waarvan alleen de initialen bekend zijn, ‘I.S.’. Het is een zeventiende-eeuwer, die in zijn tijd bekend moet zijn geweest bij de betere verzamelaars; een met I.S. gesigneerd schilderij komt voor in de inventaris van de collectie van aartshertog Leopold Wilhelm van 1659, in Antwerpen. Het betrof een ‘Portret op hout van een oude vrouw in een bontjas, met op haar hoofd een veelkleurige sjaal’, gedateerd 1651. Pas sinds 1904 worden er meer schilderijen met hem in verband gebracht (of met haar, niemand die ’t weet), en bij elkaar telt het oeuvre nu zo’n veertig stuks.
De tentoonstelling in Leiden, samengesteld met het Serlachius museum in Mänttä, Finland (Wat? Bent u daar nog nooit geweest?) is frappant, want ’t zijn geweldige schilderijen, en leuk, vanwege dat raadsel, maar ook omdat het je laat zien dat onderzoek naar een kunsthistorische identiteit begint met kijken naar ‘wat er eigenlijk te zien is’. Wie zo kijkt ziet onmiddellijk dat er een overeenkomst is, in stijl, met het vroege werk van Jan Lievens en Rembrandt, die beiden in de jaren twintig van de zeventiende eeuw een atelier in Leiden deelden. Je ziet dat in de precieze weergave van bont en textiel, bijvoorbeeld, dat vonden Lievens en Rembrandt ook interessant; een ‘Oude man met bontmuts’ van I.S. ging eeuwenlang door voor een Lievens. Verder heeft het veel van Gerrit Dou, Jan Davidsz de Heem en David Bailly, ook Leidenaren, en ook inhoudelijk zit het er dicht op. I.S. hield van markante koppen – tronies – en van ontspannen interieurscènes. Er zijn twee ‘studententypen’, het ene van een serieuze jongen met een rode mantel, lezend aan een tafel met vanitassymbolen, het andere van een halfblote kerel die zichtbaar zit te balen boven zijn boek, zijn enkel geketend aan een groot houten blok. Meest in het oog lopend zijn echter de portretten van mensen waar iets flink mis mee is: blind aan een oog, een puist op het ooglid, een enorm gezwel aan de neus. Dat zijn geen komische typen, ze hebben meer van een nauwkeurige observatie van een medische aberratie, zoals een arts dat zou doen.
Komt de oplossing hier naderbij? Een sleutel is de kledij van veel van zijn onderwerpen. Hoofddoeken, bontmutsen, mutsen en mantels lijken afkomstig uit Noord- en Oost-Europa, Zweden, Polen, het Balticum, ze zijn in elk geval niet Nederlands. Het puntige mutsje van de ‘Brieflezende oude vrouw’ is typisch voor Estland. Nogal wat van zijn vrouwenkoppen hebben van die getaande gezichten die je krijgt als je een flink deel van je leven in de kou doorbrengt – ergens in het hoge noorden? I.S. schilderde portretten van leden van de familie Kerckrinck, bewoners van Keizersgracht 175 in Amsterdam maar afkomstig uit Lübeck, afstammelingen van een familie uit Tallinn. Was I.S. dan misschien afkomstig uit het Oostzeegebied? Was hij misschien een tijdje geneeskundestudent in Leiden, en bleek hij daar heel goed te kunnen schilderen?
Lees ook:
Meesterlijk mysterie: Over Rembrandts raadselachtige tijdgenoot. [Museum De Lakenhal, Leiden, tot en met 8 maart](https:// lakenhal.nl)
