Doordat de energietoeslag wegviel steeg de armoede in 2024, maar voor gezinnen werd het kindgebonden budget hoger. De energietoeslag zorgde in 2022 en 2023 nog voor minder armoede. In 2023 werd het minimumloon verhoogd en kregen bijna 600 duizend huishoudens met weinig inkomen een lagere huur. In 2019 en 2020 daalde de armoede onder andere door loonstijgingen en tijdelijke coronasteunmaatregelen.

In 2024 was het inkomen van arme mensen in doorsnee 19 procent lager dan de armoedegrens. Dat betekent dat de helft van de mensen in armoede toen meer dan 19 procent onder de armoedegrens leefde. In 2018 was dat nog 12 procent. Het inkomenstekort liep in 2022 en 2023 op. Door maatregelen die de koopkracht verbeterden kwamen vooral mensen met een uitkering uit de armoede en bleven in verhouding veel werkende mensen achter. Arme werkenden, vooral zelfstandigen, komen in doorsnee meer inkomen tekort dan mensen met een uitkering. 

Naast 551 duizend armen zijn 1,1 miljoen mensen bijna-arm: het inkomen van hun huishouden lag tot 25 procent boven de armoedegrens en het spaargeld en ander bezit onder de armoedegrens. Dat is 6,4 procent van de bevolking. In 2018 waren nog ruim 1,5 miljoen mensen bijna-arm. De groep bijna-armen werd ieder jaar kleiner, behalve in 2022. Toen kwamen door de energietoeslag vooral ontvangers van bijstand of een andere sociale voorziening – die in 2021 nog arm waren – net boven de armoedegrens uit. 

Van alle kinderen tot 18 jaar wonen 245 duizend (7,5 procent) in een bijna-arm gezin en 93 duizend (2,8 procent) in een arm gezin. Dit betekent dat in een schoolklas van 30 kinderen er gemiddeld 3 met armoede of bijna-armoede te maken hebben.
 

Download CSVToon tabel(Bijna-)arme mensen

2018

1199,9 1505,4 2019

1063,1 1407,1 2020

867,6 1285,5 2021

839,5 1231,6 2022

583,2 1308,9 2023

476,7 1157,2 2024*

551,3 1128,8 *voorlopige cijfers

(Bijna-)arme mensen

2018

1199,9 1505,4 2019

1063,1 1407,1 2020

867,6 1285,5 2021

839,5 1231,6 2022

583,2 1308,9 2023

476,7 1157,2 2024*

551,3 1128,8 *voorlopige cijfers

Kwart (bijna-)armen heeft problematische schulden

Een kwart van de mensen die arm of bijna-arm zijn, woont in een huishouden met problematische schulden. Dit zijn onder andere schulden bij de Belastingdienst, betalingsachterstanden geregistreerd bij het BKR en betalingsachterstanden bij de zorgpremie of verkeersboetes. Van de armen heeft 30 procent problematische schulden, van de bijna-armen 22 procent. In de rest van de bevolking is dat 9 procent. 

De meeste (bijna-)armen hebben onvoldoende geld voor een onverwachte noodzakelijke uitgave van 1 500 euro of meer. Ook versleten meubels vervangen, jaarlijks een week op vakantie gaan en regelmatig nieuwe kleren kopen kunnen de meesten niet betalen. Bijna de helft van de (bijna-)armen heeft te weinig geld om familie of kennissen te eten te vragen. Zulke financiële beperkingen komen in de rest van de bevolking veel minder voor.

Download CSVToon tabelFinanciële beperkingen, 2024*

Onvoldoende geld voor

Warme maaltijd met
vlees, kip, vis
of vleesvervanger,
om de dag

20,1 1,3 Het goed verwarmen
van het huis

29,3 4,9 Het te eten vragen van familie
en/of kennissen

48,6 8 Het regelmatig kopen
van nieuwe kleren

53,2 8,8 Het jaarlijks een week
op vakantie gaan

58,5 8,8 Het vervangen van
versleten meubels

67 14 Het doen van onverwachte
noodzakelijke uitgaven

69,4 11,9 *voorlopige cijfers

Financiële beperkingen, 2024*

Onvoldoende geld voor

Warme maaltijd met
vlees, kip, vis
of vleesvervanger,
om de dag

20,1 1,3 Het goed verwarmen
van het huis

29,3 4,9 Het te eten vragen van familie
en/of kennissen

48,6 8 Het regelmatig kopen
van nieuwe kleren

53,2 8,8 Het jaarlijks een week
op vakantie gaan

58,5 8,8 Het vervangen van
versleten meubels

67 14 Het doen van onverwachte
noodzakelijke uitgaven

69,4 11,9 *voorlopige cijfers