De Dam in Amsterdam, we schrijven zo rond 1960. „Wie is Hans van Manen?”, vraagt een onzichtbare reporter aan een passerende vrouw. Zij – degelijke jas, keurig hoofddoekje – antwoordt met een licht Amsterdams accent: „Ja, hij is geloof ik van het een of andere ballet. En hij is in Amerika geweest.” Twee jonge meisjes bevestigen, met een vette, Mokumse dubbele L: „Hans van Manen? Da’s een balletdanser.”
Het fragment uit de vroege televisiegeschiedenis is veelzeggend: de woensdag overleden choreograaf is zo iemand die er altijd al wás, en niet enkel in de belevingswereld van het danspubliek. De Nederlandse televisiekijker leerde een jonge Van Manen al kennen door zijn medewerking aan de Henk en Teddy Scholten Shows. Voor die programma’s uit de vroege televisiegeschiedenis maakte hij jazzy choreografieën, die hij met de zelfbewuste schwung van een bijdehante Amsterdammer kon toelichten, al volledig op zijn gemak voor de camera.
Hans Arthur Gerhard van Manen voerde op vele vlakken de lijst aan in de Nederlandse danswereld: hij was niet alleen de bekendste, maar ook de nationaal en internationaal meest en hoogst gedecoreerde choreograaf. Met ongeveer 150 balletten op zijn naam was hij ook de meest productieve. Hij was een van de meest muzikale dansmakers, waarschijnlijk de vaakst geïnterviewde, best geklede en meest geciteerde – met zijn snedige commentaren was hij geliefd bij het journaille.
En hij was ook de lichtst ontvlambare. Die laatste eigenschap was niet uitsluitend gereserveerd voor dansers en collega’s; dansjournalisten konden na een onwelgevallige kritiek of gewoon, te weinig aandacht, de wind van voren krijgen. Hij las – spelde – alles en kon tot op hoge leeftijd spinnijdig worden om recensies.

Opnames van een van Van Manens eerste choreografieën ‘Feestgericht’ voor de VPRO in 1960.
Foto Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid/ ANP
Zoom in

Hans van Manen in 1963.
Foto Netherlands Institute for Sound and Vision/ ANP/ Kippa
Zoom in
Zelfinzicht
„Pittig”, zo omschreef hij met zelfinzicht zijn karakter. Er zijn dan ook veel deuren met kracht dicht gesmeten tijdens zijn loopbaan, die zich sinds 1959 voornamelijk afspeelde tussen twee ‘polen’: van het Nederlands Dans Theater stapt hij over naar Het Nationale Ballet en weer terug, om te eindigen bij Het Nationale Ballet.
Als jonge danser was hij al niet het dociele type. Het boterde bijvoorbeeld niet tussen Van Manen en de autocratische balletleidster Sonia Gaskell, die door generatiegenoten als Rudi van Dantzig werd aanbeden én gevreesd. Hij zocht in de jaren vijftig zijn heil bij Françoise Adret, leidster van het Ballet van de Nederlandse Opera, die hem gevoel voor stijl en een verzorgde presentatie bijbracht. Daarna ging hij op avontuur, naar Parijs, waar choreograaf Roland Petit het publiek tot olala’s en lachsalvo’s verleidde met een combinatie van klassieke dans, erotiek en humor – kwaliteiten die ook een rode draad in het oeuvre van de Nederlander zouden vormen.
In met name zijn vroege werk is ook de invloed herkenbaar van de Amerikaan Jerome Robbins, die eind jaren vijftig met zijn choreografieën voor de musical West Side Story wereldroem vergaarde. Van Manens eerste werken, waaronder Feestgericht (1957), vertoonden een duidelijke affiniteit met Robbins’ swingende choreografieën. De Nederlander gebruikte ook jazzmuziek, een liefde die hij gemeen had met zijn broer, jazzpianist Guus van Manen.
Zelf noemde hij als belangrijkste invloed en inspirator altijd George Balanchine, grootmeester van de neoklassieke dans: „Balanchine kijkt altijd over mijn schouder mee.” Structuur, muzikaliteit, economie en (in de woorden van Van Manen) ‘logica’ vormden de erfenis van de Russische Amerikaan. Stravinsky keek over zijn andere schouder mee, aldus de choreograaf.

Hans van Manen (tweede van rechts) en de mededansers van het ballet ‘Squares’ van Van Manen en het Nederlands Dans Theater in Theatre de Ville te Parijs waar het ballet in 1969 in wereldpremière ging.
Foto Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/ ANP
Zoom in
Na het Parijse avontuur maakte hij in Nederland zijn eerste werken voor het prille Nederlands Dans Theater, waar dansers Jaap Flier en Marianne Hilarides zijn muzen waren, evenals zijn toenmalige geliefde Gérard Lemaitre. Al snel begon hij zijn eigen stijl te ontwikkelen, die in lijn met zijn liefde voor abstracte kunst meestal niet-anekdotisch was, met Squares (1969) als vroeg hoogtepunt. Gezet in een ontwerp van Bob Bonies – een vierkant van tl-buizen boven een vierkante verhoging – toont het een nog altijd voorbeeldig huwelijk tussen dans en beeldende kunst.
Crucifix-armen
In de loop der jaren kristalliseerde zijn choreografische stijl zich steeds verder uit. Uiteindelijk ontstond een uit duizenden herkenbaar choreografisch handschrift. Kenmerkende elementen zijn de ‘crucifix-armen’, zoals Rudolf Noerejev ze noemde: in plaats van klassieke armen die een ovale lijst om het hoofd vormen, wijzen Van-Manenarmen diagonaal omhoog, handpalmen weggedraaid, vingers licht gestrekt. Heldere, bedrieglijke eenvoud typeert de groepsbewegingen, met als basis eenvoudige, bijna plechtige schuifpassen. Onvermoeibaar hamerde de choreograaf op het belang van de blikrichting, essentieel om een specifieke lading te geven aan de relatie tussen de dansers. In Van Manens oeuvre valt ook de grote variëteit aan schoeisel op: van slappe balletslipper of blote voet tot spitz, pump en klomp.
Hij varieerde eindeloos met partnerwerk en de arabesk. Beroemd voorbeeld is het duet uit het meesterlijke Adagio Hammerklavier (1974), dat hij maakte voor zijn toenmalige muzen Alexandra Radius en Han Ebbelaar; uiterst traag heft de danseres haar been en buigt voorover, ondersteund door haar partner, zodat haar arabesk zich tot maximale amplitude ontwikkelt.

Dansers van Het Nationale Ballet tijdens de uitvoering van Hans van Manens ‘Adagio Hammerklavier’ in New York in 2025.
Foto Lev Radin/ Pacific Press/ ANP
Zoom in
Zoals „prachtig dansen” hem niet interesseerde – hij hield meer van dansers met lef die „geniale fouten” durfden te maken – zo is ostentatieve virtuositeit nauwelijks in zijn werken te vinden. Toch vond de mannensolo uit het geliefde ballet 5 Tango’s (1977) op muziek van Astor Piazzolla zijn weg naar vele dansgala’s en balletconcoursen, vaak zonder toestemming. Zo ook de massa inventieve duetten waarin een machtsstrijd regelmatig tot onparlementair partnerwerk leidt.
Lang heeft de choreograaf de stelling volgehouden dat „dans naar dans verwijst en naar niets anders”. Aan emoties ontbreekt het echter bepaald niet in zijn balletten. Het zijn portretten van menselijke relaties, soms harmonieus, vaak conflictueus, een spel van aantrekken en afstoten, van erotische spanningen. In zijn eigen woorden: „Erotiek ontstaat zodra je twee mensen op het toneel zet.”
Opmerkelijk genoeg speelde de erotische spanning zich bij de zelfbewuste homoseksueel Van Manen vrijwel altijd af tussen man en vrouw. Homoseksualiteit was hooguit een terloops gegeven, nóóit een probleem in zijn choreografieën. Beroemd voorbeeld hiervan is de vaak gememoreerde schouderlift in Metaforen (1965), waarin twee mannelijke dansers een bij uitstek klassieke slotpose voor man en vrouw aannemen.
Als emancipator was hij uiteindelijk belangrijker voor de vrouw in het ballet: de typische Van-Manenvrouw is geen seksloos kindvrouwtje zoals in (neo-)klassieke choreografieën, maar een volwassen, seksueel actief, soms zelfs agressief wezen, die pardoes het hoofd van haar partner tegen haar kruis drukte (Grosse Fuge, 1971) of als sarcastisch statement haar hand op zijn kruis legt (Sarcasmen, 1981). „Vrouwen winnen altijd bij mij”, zei hij daarover. Desnoods met een welgemikte kaakslag (Septet Extra, 1973).
Hoewel hij ontegenzeggelijk eigenwijs was, kon hij ook een dankbare leerling zijn. In zijn jonge jaren liet hij zich cultureel scholen door onder anderen ‘kunstpaus’ en voorvechter van de homo-emancipatie Benno Premsela. Onder de hoede van galeriehoudster Riekje Swart ontwikkelde hij een oog voor hedendaagse beeldende kunst. Zijn huis hing er vol mee, en de heldere, strakke decors voor zijn balletten (met Jean-Paul Vroom en Keso Dekker als belangrijkste ontwerpers) weerspiegelden zijn voorkeuren.
Fotografie
Van Manen ontwikkelde zich ook zelf tot beeldend kunstenaar. Vanuit een simpele studio in zijn toenmalige huis aan de Lomanstraat, creëerde hij met zijn Hasselbladcamera een herkenbaar fotografisch oeuvre. Duidelijk geïnspireerd door het werk van de Amerikaan Robert Mapplethorpe onderzocht hij van achter de camera het lichaam. Het werk – zwart-wit, zorgvuldig geposeerd, perfect belicht en haarscherp afgedrukt – was internationaal succesvol, maar na tien jaar hing hij de camera aan de wilgen. Het werd te tijdrovend. „Ook omdat op een gegeven moment iedereen naakten begon te fotograferen. Zo van: olijfolie, licht erop, klaar. Ja dáág.” Zijn kennis had hij toen al gul en zonder terughoudendheid overgedragen aan Erwin Olaf.
Lees ook
Zo dicht bij Hans van Manen kun je in de zaal niet komen

Met zijn balletten heeft hij grote invloed gehad op choreografen uit de generaties na hem, onder wie Ted Brandsen, de huidige artistiek directeur van Het Nationale Ballet. Zij lieten zich inspireren door de heldere lijnen en sommige typische Van-Manenbewegingen. Hij werd, met nauwelijks meer dan een basisschooldiploma, ook academisch ‘leermeester’ toen hij werd benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Hans van Manen ontvangt een eremedaille uit handen van koning Willem-Alexander in februari 2018.
Foto Robin Utrecht/ EPA
Zoom in
Het was maar een van de vele vormen van erkenning die hij ontving. De grootste daarvan was natuurlijk de wereldwijde verspreiding van zijn balletten, naast de vele speciale programma’s, zelfs hele festivals, die rond zijn werk werden georganiseerd. Tot op het laatst reisde hij de hele wereld over, vergezeld door zijn echtgenoot Henk van Dijk (met wie hij al ruim een halve eeuw samen was), om bij buitenlandse gezelschappen de laatste puntjes op de i van zijn balletten te zetten. Dat reizen werd met het stijgen der jaren een steeds grotere belasting, al negeerde hij leeftijd en fysieke ongemakken het liefst. Zo maakt hij op zijn tachtigste nog een – eerste! – parachutesprong. Als negentiger kwam hij, met de nodige inspanning maar nog altijd kaarsrecht, schijnbaar kwiek het toneel op om zijn applaus te halen. Stijlvol en verzorgd, zoals zijn hele oeuvre.
Vier collega-choreografen over ‘hun’ Hans van Manen
Ted Brandsen (Artistiek directeur, Het Nationale Ballet)‘Voor jonge makers nog steeds een eye-opener’
Ted Brandsen (66), artistiek directeur van Het Nationale Ballet, vindt het moeilijk een ballet te kiezen. „Het zijn er zo veel: Adagio Hammerklavier, Grosse Fuge, Frank Bridge Variations.” Uiteindelijk noemt hij Live, het befaamde ‘videoballet’ uit 1979. „Het was zo’n overweldigende ervaring toen ik dat voor het eerst zag. Hoe hij met muziek, beeld en twee dansers zoiets sterks heeft laten zien. De manier waarop hij live video gebruikte is nog nooit overtroffen. Voor jonge makers is het nog steeds een eye-opener. En elke keer ontdek je weer verschillende lagen.”
Iets totaal anders maakte Van Manen in 1987, toen het balletgezelschap net zijn intrek in het Muziektheater had genomen. Brandsen danste toen nog zelf. „Eigenlijk was het een rottijd voor hem. Er was geen kamer voor hem in het gebouw en hij kreeg idioot weinig repetitietijd. Ondanks die druk was het werken aan Symfonieën der Nederlanden, een van zijn grootste groepswerken, een superleuk proces. Het is geïnspireerd op marching bands, dus bijna alles is unisono. Binnen die rigide vorm kon je er echt in swingen. Hans is goed in het werken binnen zelfopgelegde beperkingen. Je moet een kader stellen, dat heb ik van hem geleerd, anders zijn de mogelijkheden eindeloos. Niet wachten op inspiratie, maar gewoon elke dag een stukje maken. Net als Hans werk ik ook van begin naar het einde. Dan komt het een voort uit wat er al is geweest en krijg je een flow, een logica.”
Jiři Kylián (Choreograaf)‘Een van de grootste choreografen van onze tijd’
Nadat Van Manen kort na de opening van het nieuwe Muziektheater in conflict was geraakt met zijn toenmalige werkgever Het Nationale Ballet, bood het Nederlands Dans Theater van Jiři Kylián (78) hem een nieuw creatief thuis. Daar opende zich een nieuwe creatieve ader bij de Nederlander, die zich liet inspireren door dansers als Nacho Duato, Fiona Lummis, Jean Emile en Sol León.
Kylián noemt Van Manen „een van de grootste choreografen van onze tijd”. Ondanks het feit dat hun werk en karakters zeer verschillend waren, hadden zij altijd de grootste waardering voor elkaar, schrijft hij in een e-mail. „Hij heeft talloze meesterwerken gecreëerd, maar een raakt mij dieper dan alle andere. Hans was zeer onder de indruk van Sabines talent [danseres Sabine Kupferberg, Kyliáns echtgenote – red.] en heeft een aantal werken voor haar gemaakt, onder andere Black cake en Evergreens.”
Één werk in het bijzonder heeft hem diep geraakt: The old man and me. In het ballet voor ‘seniorengezelschap’ NDT 3 uit 1996 portretteert Van Manen een langjarige relatie van geliefden die elkaar kennen in strijd en spel. Samen zijn ze oud geworden. In het laatste deel kondigt de dood zich aan, onzichtbaar, op het Adagio uit Mozarts Pianoconcert nr. 23 in A – hartverscheurend ontroerende minuten. Van Manen maakte het „wonderlijke stuk”, zoals Kylián het omschrijft, voor Kupferberg en Gérard Lemaître, beiden destijds ruim de vijftig gepasseerd.
Jan Martens (Oprichter van GRIP):‘Ik bewonder zijn radicaliteit’
De Vlaamse choreograaf Jan Martens (43) is oprichter van GRIP, een hedendaags danscollectief waarvan hij het artistiek leiderschap deelt met drie collega-choreografen. Van Manen, een uiterst kritische kijker, volgde Martens al ruim tien jaar en was onder de indruk van de heldere concepten en muzikaliteit van zijn veel jongere collega. Omgekeerd is Martens vol ontzag. „Ik bewonder zijn radicaliteit. Ik weet niet of veel mensen dat zo zien, want zijn werk is ook heel klassiek, zuiver en helder. Maar ik vind dat hij radicale keuzes maakt. Black Cake bijvoorbeeld begint heel klassiek, met koppels, een wals. En dan komt er ineens een heel andere, hedendaagse kijk op beweging binnen zetten. In de laatste vijf minuten ook de humor, dat dronken dansje op Massenet.
Die combinatie is heel bijzonder: hoe hij ergens begint om naar iets heel anders te bewegen en nog weer ergens anders te eindigen. Dat is magisch. Ook dat hij daar zo’n grote plaats mee heeft gekregen, met heel klassieke elementen, maar dan in een heel radicale benadering daarvan. Uiteraard bewonder ik zijn muzikaliteit, hoe hij met muziek werkt en met welke muziek, eigenlijk uit alle richtingen. En een heel groot ding is natuurlijk de humor. Niet alleen in zijn dans, ook in zijn leven. Wat ik van hem heb opgestoken is zijn gretigheid. Ik vind het heel bijzonder dat hij zo lang gretig is gebleven in alles, in het leven, mensen, kunst, vrienden om hem heen. Niet alleen in de dans.”
Alexei Ratmansky (Choreograaf)‘Voor hem zijn dansers mensen’
Alexei Ratmansky (57), internationaal een van de meest gevraagde choreografen in het klassieke genre, klinkt ontdaan. Als voormalig directeur van het Bolsjoi Ballet in Moskou was hij al een bewonderaar van het werk van Van Manen: „Een van de dingen die ik bewonder is het feit dat hij altijd trouw aan zichzelf is gebleven, aan de stijl die hij heeft gekozen. Die is zo herkenbaar, in de connectie met de muziek en de dansers.” Als persoonlijke favoriet noemt hij Grosse Fuge (1971), een van de absolute klassiekers in het oeuvre van de Nederlander. „Er is zo’n groot contrast tussen wat je zou verwachten op de muziek van Beethoven en wat je daadwerkelijk krijgt. Het is provocatief, sexy, modernistisch en ironisch. Daar is moed voor nodig. Het ballet ziet er na meer dan vijftig jaar ook nog fris en sterk uit.”
De Russische choreograaf noemt Van Manens humanisme als een van de allerbelangrijkste aspecten in diens werk. „Voor hem zijn dansers mensen. Dansers inspireerden hem boven alles en dat zie je. Op dat gebied voel ik me als choreograaf met hem verbonden.”
Ratmansky is bovendien diep getroffen door Van Manens steun, in woord en daad, voor Oekraïne. Hij doneerde een van zijn meest populaire balletten, 5 Tango’s, om niet aan het Nationale Ballet van Oekraïne en blokkeerde alle licenties van zijn werk voor Russische staatsballetten. „Oekraïners zullen dit nooit vergeten.”
Lees ook
Hans van Manen was een geniaal enfant terrible van het ballet

Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.
De journalistieke principes van NRC