Kathleen Warners, die zo’n beetje haar hele leven voor BnnVara heeft gewerkt — de laatste jaren als hoofd amusement —, bezorgde haar zoon Peter Pannekoek een eenzame jeugd. “Treurig.”
Door onze entertainmentredactie
© Instagram, BnnVara
Er staat dit weekend een lang interview met Peter Pannekoek in de Mezza, de weekendbijlage van het AD. Het is een vrij saai interview geworden, zonder juicy nieuwtjes, maar wel klaagt de cabaretier over zijn ietwat verlaten jeugd. Zijn ouders gingen scheiden en hij bleef achter bij zijn moeder, die meer tijd aan de VARA besteedde dan haar eigen kind.
Kerstmisreclame
Dat Peters moeder jarenlang als hoofd amusement bij de VARA werkte was voor de cabaretier overigens nadelig, omdat die omroep dé cabaretomroep is, maar hij die toch angstvallig meed. “Ik gun mijn moeder al het werkgeluk, maar de dag dat zij met pensioen gaat, kan me niet snel genoeg komen”, zei hij in 2019. Een jaar later werd het werkelijkheid.
Wat meer vrije tijd had in zijn jongere jaren ook fijn geweest voor Peter, want als enig kind en ouders die erg druk waren met werk, was hij vrij eenzaam. “Ik ben opgegroeid als enig kind en kwam niet uit een kerstmis-reclame-gezin”, vertelt hij in het tijdschrift. “Iedereen leefde een beetje op z’n eigen kamer, ging z’n eigen gang.”
‘Klinkt treurig’
De scheiding van zijn moeder Kathleen Warners met zijn vader Jop Pannekoek, die televisieregisseur en samenwerkte met grootheden als Freek de Jonge en Youp van ’t Hek, veranderde niet veel aan de solistische houding van het gezin.
“Ja, ook na de scheiding, want mijn moeder werkte ook, achter de schermen bij de tv, fulltime. Klinkt misschien treurig, maar het was oké. Die vrijheid heb ik me eigen gemaakt — daar ga ik goed op, nog steeds. Mijn jeugd was prima.”
Twaalf jaar
Zijn vader was er ook niet veel voor Peter. “Ik was twaalf toen mijn ouders scheidden, daarna zag ik mijn vader minder. Hij vertrok naar Amsterdam, ik bleef bij mijn moeder in Hilversum.”
De cabaretier was nog maar zeventien toen zijn vader overleed. “Toen hij overleed, veranderde er op dagelijkse basis niet eens zoveel; ik sprak hem toch al weinig”, zegt hij. “Feitelijk ken ik Jop alleen als entiteit, niet als mens – ik heb nooit een biertje met hem kunnen drinken.”
‘Sorry hoor!’
Op een gegeven moment onderbreekt Peter het interview over zijn eenzame jeugd. “Sorry hoor, is mijn geneuzel hierover echt interessant voor iemand?”
Hij besluit: “Heel eerlijk: ik vind dit soort thema’s en analyses lastig. Vooral omdat ik absoluut níét wil klinken alsof ik klaag over mijn jeugd. Ik ben niet in armoede opgegroeid, ik heb superveel kansen gehad.”