Als domineeszoon leerde ik lang geleden dat iedere goede preek bestaat uit drie delen.

Deel één: ellende. Deel twee: verlossing. En deel drie: dankbaarheid.

Dit wordt een serie van hoopvolle lezingen, over de buitengewone periode die we nu meemaken, over de ongelooflijke mogelijkheden van onze soort, en over het vermogen van kleine groepjes toegewijde mensen om ons collectieve lot te veranderen.

Maar ik ben bang dat het vandaag vooral zal draaien om deel één.

Ellende.

Al van jongs af aan ben ik gefascineerd door periodes van grote, historische omwentelingen. Als jongen die opgroeide in Nederland werd ik vooral gegrepen door de verhalen over de bezetting van ons kleine landje door de nazi’s. Steeds stelde ik mezelf de vraag: Wat zou ik gedaan hebben? Zou ik de moed hebben gehad om het goede te doen?

Als volwassene en als historicus stel ik die vragen nog steeds – en ze voelen urgenter dan ooit. Ik weet het, ik maakte naam met hoopvolle boeken over de goedheid van de mens en de utopieën die we samen kunnen bouwen. Maar het zou oneerlijk zijn om vandaag met een optimistische noot te beginnen. Zoals de Italiaanse filosoof Antonio Gramsci in 1926 schreef vanuit een fascistische cel: ‘De oude wereld is stervende, en de nieuwe wereld worstelt om geboren te worden. Dit is de tijd van monsters.’

Om te bevatten hoe diep de ellende is waar we nu in zitten, helpt het om te beginnen met een klassiek verhaal van verval. Toen de grote historicus Edward Gibbon de ondergang van Rome beschreef, hield hij het niet bij vage abstracties. Hij strooide met namen, data en details: pagina na pagina vol lafheid en corruptie. Het lezen van The Decline and Fall of the Roman Empire is alsof je een beschaving ziet wegrotten in slow motion. Sadistische keizers op vergulde tronen. Generaals die hun eigen manschappen verraden. Senatoren die meer geven om spektakel dan om staatsmanschap.

Maar toch, als je vandaag de dag Gibbon leest, dan is het niet de verdorvenheid die zo shockeert.

Het is de herkenbaarheid.

Gibbon schreef over politici die elke vorm van ernst ontbeerden, over elites die geen deugd kenden en samenlevingen die decadentie verwarden met vooruitgang. Tweeduizend jaar later leven we in een tijd waarin miljardairs belasting ontduiken, politici vooral theater maken en mediabonzen rijk worden van leugens en haat. De Romeinse elite rommelde aan terwijl de stad in vlammen opging. Onze elites livestreamen de brand en verpatsen de rook.

Immoreel en onserieus: dat zijn de twee kenmerkendste eigenschappen van veel van de leiders van nu. Het zijn geen toevallige gebreken, maar de logische uitkomst van wat ik ‘the survival of the shameless’ ben gaan noemen. De mensen die tegenwoordig de top bereiken zijn niet de meest capabele, maar degenen met de minste scrupules. Niet de meest deugdzame, maar de meest schaamteloze.

Ik kom zo op Europa, maar laten we eerst de Atlantische Oceaan oversteken naar de plek waar deze logica in haar puurste vorm te zien is: de Verenigde Staten.

Laat ik jullie niet vermoeien met een lange samenvatting van de gekte van de afgelopen jaren. Aan de ene kant hadden we de gevestigde orde, die druk bezig was een oude man in het zadel te houden terwijl hij overduidelijk mentaal aan het aftakelen was. Aan de andere kant hadden we een veroordeelde crimineel en reality-tv-ster, die inmiddels Als het gaat om de mensen die hij in zijn regering benoemt, dan is hij een hedendaagse Caligula: de Romeinse keizer die zijn paard tot consul wilde benoemen. Hij omringt zichzelf met oplichters en hielenlikkers.

Maar ik ben niet geïnteresseerd in links versus rechts. Het gaat mij om moed versus lafheid, deugd versus ondeugd. En om eerlijk te zijn, zien we het verval overal. De morele rot is diep doorgedrongen in de topinstituten van elke politieke kleur. Waar rechts wordt gedefinieerd door schaamteloze corruptie, antwoordt links vaak met een verlammende lafheid.

Talloze bedrijven, media, universiteiten en musea zijn al door de knieën gegaan voor het nieuwe regime. Menig prestigieus advocatenkantoor haastte zich om de ring van de nieuwe koning te kussen. Maar laten we niet doen alsof ze ineens een verkeerde afslag hebben genomen. Deze kantoren hebben jarenlang Wall Street-criminelen verdedigd, en tabaksbedrijven, en farmaceuten die krankzinnig veel geld verdienden door mensen verslaafd te maken. Het is niet dat ze plotseling hun principes hebben verloochend – ze zijn er nu gewoon open over. Het ging hun nooit om rechtvaardigheid of democratie, het gaat hun om macht en winst.

En waar werd de bodem gelegd voor dit gedrag? Dat ligt voor de hand: op de hoogst aangeschreven universiteiten ter wereld. In deze bastions van wetenschap en rede, in seculiere tempels met grote zuilen en in steen gehouwen motto’s: ‘Waarheid’ bij Harvard, ‘Licht en waarheid’ bij Yale, en ‘In dienst van de natie en om de mensheid te dienen’ bij Princeton.

Elk jaar weer schrijven duizenden tieners de mooiste toelatingsessays over de wereldproblemen die ze willen oplossen. Klimaatverandering. Honger. Infectieziekten. Maar een paar jaar later werkt bijna de helft bij bedrijven als McKinsey, Goldman Sachs en Kirkland & Ellis. De jonge schrijver Simon van Teutem, die in Oxford studeerde, noemt het consultancy, finance en de zakelijke advocatuur. Een gapend zwart gat waarin talloze van onze allerslimsten worden gezogen. Een duistere kloof, die sinds de jaren tachtig meer dan

Natuurlijk, ik weet dat dit soort bedrijven hun dubieuze verdienmodellen graag wegmoffelen onder een dun laagje ‘purpose’ of ‘corporate responsibility’. Wist je dat tabaksgigant Philip Morris een fantastische ESG-score heeft? Heb je gehoord dat British American Tobacco door de Financial Times is uitgeroepen tot zowel Climate Leader als Diversity Leader? En ze hebben het verdiend: hun CO2-compensatieprogramma’s zijn uitstekend, en hun inclusiviteitstrainingen behoren tot de beste van de hele sector. Ze doen zóveel goede dingen – terwijl ze intussen miljoenen mensen doodmaken.

Laten we onszelf alsjeblieft niet voor de gek houden: het bedrijfsleven heeft niet ineens een soort moreel ontwaken doorgemaakt. ‘Business for good’, ‘gewetensvol kapitalisme’, ‘sociale impact’: het is vooral een grote schijnvertoning geweest. De culturele onderstroom gaat al decennialang de andere kant op.

Kijk alleen maar naar de Amerikaanse Freshman Survey, waarmee sinds de jaren zestig de waarden van eerstejaarsstudenten worden geregistreerd. Op de vraag naar hun belangrijkste levensdoelen antwoordde een halve eeuw geleden 80 tot 90 procent nog dat ze ‘een betekenisvolle levensfilosofie’ wilden ontwikkelen. Slechts 50 procent vond ‘veel geld verdienen’ het belangrijkst. Tegenwoordig is het precies andersom. Nu zegt 80 tot 90 procent dat rijk worden het meest ertoe doet. Slechts de helft

Bedenk: dit is niet de menselijke natuur, dit is menselijke cultuur. De jongeren houden ons slechts een spiegel voor; wat ze laten zien is wat wij hun geleerd hebben.

Op dit moment eindigt ongeveer 40 procent van de Harvard-studenten in die bermudadriehoek van bullshitbanen. Tel je daar big tech bij op, dan is het ongeveer 60 procent. En ook daar is het werk vaak net zo betekenisloos. In de beruchte woorden van een wiskundig genie dat bij Facebook aan de slag ging: ‘De slimste koppen van mijn generatie zijn aan het nadenken over hoe ze mensen het beste op advertenties kunnen laten klikken.’

Zowel aan de linker- als aan de rechterkant is Amerika verraden door zijn elites. Zoals Rome in zijn nadagen, rot het rijk van binnenuit weg. Niet omdat er te weinig talent of welvaart is, maar vanwege een totaal gebrek aan lef en deugd.

Ik zou dolgraag willen zeggen dat het aan de andere kant van de Atlantische Oceaan veel beter gesteld is. Dat Europa de nieuwe leider van de vrije wereld is.

Maar dat is natuurlijk niet zo.

Hoewel de politiek hier nog niet zo schaamteloos corrupt is, wordt de oude wereld eveneens geplaagd door de geest van decadentie. Bovendien worden Europese elites niet alleen gekenmerkt door immoraliteit en onserieusheid, maar ook nog eens door… irrelevantie.

Waar de toestand in Amerika veel weg heeft van de val van Rome – spectaculair en vulgair – lijkt het Europese lot meer op het langzame sterven van Venetië. Het ene rijk brandt af, het andere zakt stilletjes weg. Het ene wordt door de vlammen verteerd, het andere verdwijnt in de mist.

Misschien ken je het verhaal. Op zijn hoogtepunt was Venetië een wonder van handel en innovatie. Een kleine stad, gebouwd aan een lagune, die een maritiem wereldrijk vestigde en eeuwenlang de handel op de Middellandse Zee domineerde. Het geheim van dit succes was de relatieve openheid van de stad: kooplieden konden opklimmen op basis van verdienste, de handel was goed gereguleerd, en instituten als de Grote Raad hadden een sterk verantwoordelijkheidsgevoel.

Maar tegen de veertiende eeuw begon die openheid te verdwijnen. De zaadjes van de neergang werden in 1297 geplant, met de Serrata (de Uitsluiting) van de Grote Raad. Lidmaatschap werd erfelijk, waardoor er een klasse ontstond van egoïstische edellieden die hun toegeëigende privileges fel verdedigden. Deze zelfzuchtige elite trok alle regeringsbaantjes naar zich toe, blokkeerde nieuwkomers en herschreef de wetten om zijn welvaart en macht te behouden.

In de eeuwen die volgden verviel de Venetiaanse politiek in rentetrekkerij. De heersende families persten alle winsten uit hun koloniale bezittingen en handelsmonopolies, en verzuimden die te investeren in innovatie. Ze stopten hun geld in paleizen en casino’s, en negeerden de groeiende dreiging van opkomende machten als het Ottomaanse Rijk. Hun kinderen hadden geen zin meer om handelaar of admiraal te worden; liever leidden ze een luxeleventje.

Na verloop van tijd werd Venetië een schaduw van zichzelf: prachtig aan de buitenkant, hol vanbinnen.

Welnu, doet dit je niet ergens aan denken?

Vandaag de dag dreigt heel Europa één groot Venetië te worden. Een prachtig openluchtmuseum. Een geweldige bestemming voor Chinese en Amerikaanse toeristen. Een plek die je bewondert omdat die ooit het centrum van de wereld was.

Kijk maar naar de waardevolste bedrijven ter wereld. In de VS en China zijn technologie en industrie de belangrijkste pijlers van de economie: AI, elektrische auto’s, zonnepanelen, accu’s. Wat je ook van big tech en zijn oligarchen vindt, dit zijn machtige industrieën die onze toekomst vormen. Sterker nog: alle Amerikaanse giganten – Microsoft, Apple, Amazon, NVIDIA, Alphabet – zijn stuk voor stuk meer waard dan de gehele Duitse of Franse beurs.

En Europa? De top tien van onze bedrijven wordt gedomineerd door big fashion. Dior. Louis Vuitton. L’Oréal. We zijn een continent van handtassen geworden, niet van hardware.

Intussen vergrijst onze bevolking. Onze geboortecijfers kelderen, de economische groei hapert en de rijkdom van Europa is grotendeels dynastiek geworden. In Duitsland hebben drie op de vier miljardairs hun vermogen geërfd. In het Verenigd Koninkrijk hebben gezinnen met kinderen de afgelopen twintig jaar hun inkomen niet zien stijgen, terwijl de pensioenuitkeringen alleen maar hoger zijn geworden. In Frankrijk hebben ouderen nu een hoger inkomen dan de beroepsbevolking – en dat is een unicum in de wereldgeschiedenis.

Op politiek gebied zijn we navelstaarders geworden, geobsedeerd door migratie, ook al is maar 10 procent van onze bevolking buiten de EU geboren, en hebben we die nieuwkomers hard nodig om te zorgen voor al die pensionado’s en erfgenamen.

Zeker, Europa ziet zichzelf graag als een unie van waarden. We doen niets liever dan anderen de les lezen over democratie en mensenrechten. Maar kijk eens naar de EU dit jaar. Terwijl Israël het equivalent van zes Hiroshima-atoombommen aan explosieven op Gaza gooide, konden Europese leiders zich er nog nét toe zetten hun ‘zorgen’ uit te drukken over de ‘humanitaire situatie’. Alsof het hier ging om een natuurramp.

Maar terwijl wij in Europa er matig in slagen om anderen in toom te houden, zijn we er heel goed in om onszelf regels op te leggen. China is de industriële werkplaats van de wereld, de VS de technologische krachtpatser, en wij zijn ’s werelds beste regelgever. We hebben een nieuwe heersende klasse geschapen – niet van makers of bouwers, maar van complianceofficers, ESG-auditors, duurzaamheidscontroleurs en databeschermingsconsultants.

Eerst reguleren, dan innoveren; eerst het toezicht regelen, dan pas creëren: dat is de Europese mentaliteit op dit moment. Vol trots presenteerden we onze AI-wet aan de wereld, terwijl er hier nul grote AI-bedrijven zijn. We zijn briljant in het reguleren van industrieën die we niet hebben. Net als het veertiende-eeuwse Venetië bouwen we aan een economie waarin mensen worden beloond die de boel complexer maken en rente trekken.

Begrijp me niet verkeerd: ik ben een ouderwetse Europese sociaaldemocraat. Ik ben hier niet om te grossieren in antioverheidsclichés. Ik weet heel goed dat uit recent grootschalig onderzoek blijkt dat zogeheten bullshitbanen (waarbij werknemers vinden dat hun werk geen maatschappelijke betekenis heeft) drie keer zoveel voorkomen in de private als in de publieke sector. En ik weet ook dat de kwalen van Groot-Brittannië na de brexit alleen maar zijn verergerd (neem alleen het feit dat het Britse belastingwetboek inmiddels een duizelingwekkende 22.000 pagina’s telt, meer dan dat van welk land dan ook).

In Europa mogen we trots zijn op onze sterke welvaartsstaten en onze ambitieuze klimaatplannen. En we moeten big tech zonder meer reguleren. Maar in een sociaaldemocratie zou het vooral moeten gaan over het bouwen aan de toekomst, niet alleen over het reguleren van het heden. En regelgeving moet simpel zijn, transparant en toegankelijk voor nieuwkomers – niet ondoorzichtig, fijnmazig en vooral bedoeld om de status quo te beschermen.

Op dit moment hebben we te maken met een duizelingwekkende verspilling van talent. De slimste koppen van Europa zijn niet bezig met het bouwen van start-ups of het oplossen van echte problemen, ze zijn rapporten aan het schrijven en audits aan het voorbereiden. Uit naam van het klimaat en gelijkwaardigheid hebben we een compliance-economie gebouwd, waarin productiviteit wordt bestraft en bureaucratie wordt beloond. Intussen is de overheid steeds minder in staat om daadwerkelijk iets voor elkaar te krijgen: de ambtenaren die ooit wisten hoe ze iets moesten maken, zijn vervangen door consultants.

Dus, zo kun je je afvragen, waar zijn de tegenkrachten? Met zoveel verval zou je denken dat er een nieuwe linkse en progressieve beweging is opgestaan – een die vastbesloten is to Make Government Great Again.

Maar helaas. Het links van nu is, zeker in Europa, een club van ‘nee’ geworden. ‘Nee’ tegen groei. ‘Nee’ tegen bouwen. ‘Nee’ tegen ambitie. Het nieuwe evangelie is degrowth.

En ja, de degrowth-beweging kaart terecht iets aan. Onze economieën kunnen niet zo doorgaan: we kappen bossen voordat ze weer kunnen aangroeien, vissen de zeeën leeg en pompen de atmosfeer vol met koolstofdioxide. De waarschuwingen van de degrowthers moeten we serieus nemen, maar hun oplossingen niet. Ze zijn allergisch voor technologie en wantrouwen welvaart. Taaie feiten over vraag en aanbod wuiven ze weg, en ze doen alsof je de huizenprijzen per decreet kunt halveren, of armoede kunt uitbannen met een paar mooie slogans. Ze hebben geen praktisch programma om problemen op te lossen, maar bieden een elitaire ideologie van verval.

Het meest verbijsterend is het gebod dat in sommige linkse kringen geldt om geen kinderen meer te krijgen. Van demografen horen we dat de daling van het geboortecijfer in rijke landen voornamelijk wordt veroorzaakt door linkse mensen die zich niet meer willen voortplanten. Denk daar even over na. De stroming die ooit voor de toekomst stond, beschouwt het mooiste in de wereld – nieuw leven – als een misdaad tegen de planeet. Als er één manier is om je beweging binnen één generatie irrelevant te maken, dan is dit ’m wel.

De dieperliggende tragedie is dat links ooit in vooruitgang geloofde – het idee dat mensen en landen kunnen groeien, zich kunnen ontwikkelen en volwassen worden. Het was een traditie waarin onderwijs en emancipatie centraal stonden. In de woorden van de Amerikaanse historicus Nelson Lichtenstein:

‘Alle grote hervormingsbewegingen, of het nu de kruistocht tegen de slavernij was of de strijd voor arbeidersrechten in de jaren dertig, definieerden zichzelf als voorvechters van een moreel en vaderlandslievend nationalisme, dat ze tegenover de bekrompen en egoïstische elites stelden, omdat die hun visie van een deugdzame maatschappij dwarsboomden.’

Maar vandaag de dag dreigt die utopie achter de horizon te verdwijnen. In plaats van mensen te inspireren met een wenkend toekomstperspectief, is links in zichzelf gekeerd, versplinterd in steeds kleinere morele kringetjes. Links staat vooraan om te cancelen, maar niet om compromissen te sluiten. Het heeft snel zijn oordeel klaar, maar mist overtuigingskracht. Het moeizaam smeden van coalities is verdrongen door het publiekelijk te schande maken van mensen.

En dus hebben we nu wel de juiste pronouns, maar geen progressief belastingstelsel. We erkennen het recht van inheemse volkeren op hun land, maar we hebben geen betaalbare huizen. Onze taal is inclusief, maar we sluiten steeds meer mensen buiten. We hebben de beeldvorming, maar niet de resultaten.

Is het dan heel verrassend dat links in de gehele ontwikkelde wereld terrein verliest? Natuurlijk niet. Als je stopt met bouwen en organiseren, verlies je niet alleen de verkiezingen. Je verliest de mensen. En anderen staan te popelen om in het gat te springen.

Dan nu het slechte nieuws.

Als je denkt dat de ondergang van Rome of Venetië ellendig was, dan kan ik je verzekeren: het kan nog veel erger. Ja, we worden omringd door clowns en lafaards, maar er zijn ook daadwerkelijke fascisten in ons midden. Het zou kunnen dat we straks bestuurd worden door feodale rentetrekkers die al het leven uit onze economie en cultuur zuigen. Maar we kunnen ook worden overgenomen door mensen die de hele zaak tot de grond toe willen afbranden.

Ik was onlangs op een exclusieve conferentie in Silicon Valley. Tijdens een van de diners werd het gesprek gedomineerd door iemand die hoog in de boom zit bij een groot techbedrijf, en sprak op een manier die me deed denken aan de retoriek van jarendertigfascisten als Benito Mussolini. Toen ik hem daarop wees, antwoordde hij zonder een spoortje ironie: ‘Ja, ik denk dat we best een beetje fascy mogen worden.’

De anderen lachten. Hij niet.

En dit was niet slechts één gast. Hij is deel van een bredere heropleving van fascisme in de westerse wereld. Moeten we echt dat f-woord gebruiken? Ja, dat moeten we. Net zoals genocidewetenschappers glashelder kunnen classificeren wat er in Gaza is gebeurd, zo zijn fascismedeskundigen heel goed in staat om de signalen te herkennen van wat nu in opkomst is.

We zien gewapende mannen op straat patrouilleren. We zien gemaskerde mannen mensen in busjes trekken. We zien de opkomst van een paramilitaire macht die loyaal is aan maar één man. Het is geen toeval dat verschillende fascismedeskundigen de Verenigde Staten zijn ontvlucht. Een van hen zei dat het de les van 1933 is dat je maar beter te vroeg dan te laat kunt vertrekken.

Intussen vieren witte etnonationalisten feest. ‘Acht jaar geleden was je een extremist als je protesteerde tegen het feit dat je werd vervangen door een immigrant’, schreef een vooraanstaande neonazi onlangs op Twitter. ‘Nu is het officieel beleid van het Witte Huis.’

Of neem de opkomst van neoreactionaire intellectuelen als de invloedrijke blogger Curtis Yarvin. Hij wil de democratie ontmantelen en vervangen door een ‘techno-monarchie’, onder leiding van een CEO als Elon Musk of Jeff Bezos. Yarvin is een van de inspiratiebronnen van durfinvesteerders als Peter Thiel, die op zijn beurt de opkomst van JD Vance financierde. Anderen gaan nog verder. Michael Anton, een van de invloedrijkste MAGA-intellectuelen, verspreidt graag het idee van ‘Red Caesarism’, een eenmansheerschappij die hij omschrijft als ‘iets tussen monarchie en tirannie in’.

Deze mensen zijn maar op één ding uit: macht. Ze denken letterlijk dat het tijd is voor een nieuwe Napoleon of een rechtse Lenin. En net als Lenin weten ze donders goed dat ze zeer impopulair zijn. Dat ze nooit vrije en eerlijke verkiezingen zouden winnen. Daarom zijn ze tégen de democratie, en gokken ze op onze apathie. Ze willen dat we scrollen en bingen. Dat we onze VR-brillen en noisecancelling koptelefoons opzetten, terwijl zij de wereld overnemen.

Als je nu al gruwt van het dagelijkse nieuws, dan verzoek ik je met klem: denk groter. Het kan nog veel erger worden. Stel je voor dat je over tien jaar een terugblik leest op het komende decennium. Als dat een verhaal zou zijn over hoe een autoritair regime de macht heeft overgenomen, dan lees je in de eerste hoofdstukken precies wat er nu gebeurt.

(Ik heb jullie gewaarschuwd: dit zou een ellendig verhaal worden!)

Toen Donald Trump bijna tien jaar geleden voor het eerst werd verkozen, begonnen liberale elites eindeloos te discussiëren over hoe het nou toch kwam dat er zo’n gapend gat zat tussen hun waarden en die van grote groepen mensen in de VS en Europa. Als ze maar ‘luisterden’ en ‘empathie’ zouden opbrengen voor al die Trump-stemmers, die Farage-stemmers, die Le Pen-stemmers, die AfD-stemmers, die Wilders-stemmers, dan zouden ze de kloof weer kunnen dichten.

Of althans, dat was wat ze elkaar vertelden. De hoogopgeleide elites hadden niet door dat het ware verraad ’m niet zat in hun gebrek aan ‘luisteren’ of ‘empathie’. Het was niet dat ze zich te weinig bewust waren geweest van hun privileges, het was dat ze hun privileges te weinig hadden ingezet. Ze hadden verzuimd daadwerkelijk iets bij te dragen aan de maatschappij.

Dat wil ik, aan het eind van deze eerste lezing, dan ook benadrukken. Ik vertel hier geen verhaal over een specifiek groepje mensen. Dit gaat over een diepere leiderschapscrisis in de hele westerse wereld. Een generatie van elites heeft buitengewone privileges geërfd, ging naar de beste scholen, heeft toegang tot de hoogste kringen en de machtigste instituten. Maar ze hebben die privileges niet gebruikt om de publieke zaak te dienen, maar vooral zichzelf.

We leren onze beste en slimste mensen hoe ze moeten klimmen, maar niet welke ladder daadwerkelijk het beklimmen waard is. We hebben een meritocratie gebouwd van ambitie zonder moraal, van intelligentie zonder integriteit. En nu ondervinden we de gevolgen: afkalvend vertrouwen, groeiend cynisme en een nieuwe generatie die macht als inherent corrupt ziet, en elke vorm van deugdzaamheid als voor de show.

Natuurlijk geldt dit niet voor alle machthebbers. Niet alle hedendaagse ambitie is hol. Er zijn nog altijd leiders en burgers die de rug recht houden. Overheidsdienaren die niet toegeven aan politieke druk. Journalisten die hun veiligheid op het spel zetten om de waarheid te onthullen. Advocaten en rechters die weigeren hun principes te verloochenen. Maar het zijn uitzonderingen, ze zijn in de minderheid en ze worden overschreeuwd. De vonken die ze afgeven, moeten het vuur nog ontsteken.

We hebben nu niet alleen behoefte aan beter beleid of betere beleidsmakers. We hebben een morele revolutie nodig. We moeten een oud, inmiddels bijna lachwekkend idee weer tot leven wekken: dat het doel van macht is om goed te doen.

Dit is de inzet van deze serie lezingen: ik zal beargumenteren dat de urgentste transformatie van onze tijd niet een technologische, of een geopolitieke of een industriële is, maar een morele. We hebben een nieuwe soort ambitie nodig, een die niet draait om status of geld of roem, maar om integriteit, moed en publieke dienstbaarheid. Een morele ambitie.

Dit klinkt misschien naïef. Maar juist omdat het allemaal veel slechter kan aflopen, kan het óók veel beter worden. De geschiedenis is niet louter een serie ineenstortingen, ze zit ook vol met verbazingwekkende keerpunten. In mijn volgende Reith Lecture zal ik laten zien hoe morele revoluties het verleden hebben gevormd, en hoe we dat weer voor elkaar kunnen krijgen.

Dank u wel.

Dit is deel één van de vierdelige serie Reith Lectures die Rutger Bregman in het najaar van 2025 gaf. De Reith Lectures zijn een jaarlijkse reeks lezingen, vernoemd naar Lord John Reith, de eerste directeur van de BBC, waarbij de Britse omroep prominente hedendaagse denkers uitnodigt om te reflecteren op de toestand van de wereld en de mens. Rutger gaf deze lezing op 28 oktober 2025 in Londen.

Vertaling: H.P. van Stein Callenfels