‘Vol avontuur!’ luidt het thema van de Kinderboekenweek dit jaar. „Van woeste zeeën tot betoverende landen, van een groot geheim tot een spannend mysterie – in een boek is avontuur nooit ver weg.” In dat laatste heeft de CPNB die als stichting voor de ‘collectieve propaganda van het Nederlandse boek’ dit thema bedacht natuurlijk helemaal gelijk. Tegelijkertijd, is dit niet ook een enorm cliché? Welbeschouwd ga je in ieder goed (kinder)boek op reis en beleef je avonturen. Ja, die kunnen mysterieus en spannend zijn en zich afspelen in onbekende fantasiewerelden, zoals in prentenboek- en kinderklassiekers als Waar is de taart van Thé Tjong-Khing of De kleine kapitein van Paul Biegel en in navolging daarvan Lampje en Krekel van Annet Schaap. Maar dat hoeft niet. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig: ze moeten de wereld om zich heen nog ontdekken en daartoe verleggen ze voortdurend hun grenzen. Het avontuur in het kinderboek – in de betekenis van iets ongewoons of onverwachts dat het hoofdpersonage (en dus de lezer) overkomt – kan zich dan ook op vele manieren manifesteren.
Zo kunnen een toevallige ontmoeting op straat, een verhuizing, een ruzie op school of ongecompliceerd kinderspel allemaal tot een verrassend avontuur leiden. Vooral omdat kinderen bij uitstek nog in staat zijn om met hun fantasie een forse draai aan de werkelijkheid te geven. In de Nederlandstalige kinderboekenwereld lopen er heel wat avontuurlijke schrijvers en illustratoren rond die vanuit dit gegeven letterlijk en figuurlijk de meest fantastische (prenten)boeken maken en hebben gemaakt. Van langer geleden is Het malle ding van bobbistiek (1970) van Leonie Kooiker bijvoorbeeld zo’n boek, over twee broertjes die de stof bobbistiek uitvinden waarmee ze een vliegmachine bouwen die vervolgens echt de lucht ingaat. Maar er zijn ook tal van recente voorbeelden. Zoals Vandaag komen we niet meer thuis (2024), het spannende, omgedraaide vluchtverhaal van Enne Koens dat dit jaar eigenlijk een Griffel had moeten winnen. Of De lijst van Violet Sopjes (2024) van David Vlietstra, waarin een meisje haar verbeeldingskracht inzet om haar angst voor onbekenden te overwinnen met allerlei hilarische gevolgen van dien. Zo bezien gaat ieder avontuur ook over het avontuur in jezelf.
En dan is er nog de taal. Het lenige rijmvermogen van Annie M.G. Schmidt, de ‘zinnenverzinzin’ van Joke van Leeuwen, de manier waarop dichters Ted van Lieshout en Bette Westera spelen met de dubbelzinnigheid en klank van woorden en zelfs het tekstloze (maar buitengewoon woordenrijke) prentenboek Alfabet van Charlotte Dematons waarin elke letter van het alfabet een tekening krijgt, laten zien: taal is avontuur – het begin van alle lezen.
Voor deze Kinderboekenweek selecteerde NRC vier recente kinderboeken die ieder op hun eigen manier avontuurlijk zijn.
joke van leeuwenBij Joke van Leeuwen is de werkelijkheid altijd een kwartslag gedraaid
‘Er was eens een dag. Nou ja. Elke dag is er een dag. Maar die dag was anders, want de weg was weg. De weg van ons huis naar school.” Zo begint het avontuur van Deef. Een geesteskind van Joke van Leeuwen, die zij in Toen ik (2017) ook al eens de wereld in stuurde om hem schrijvend en tekenend het leven te laten ontdekken.

Bekijk artikel in krant
Joke van Leeuwen: Die dag. Querido, 85 blz. € 17,99. 7+
In Die dag vervolgt de jongen deze ontdekkingstocht: Deef is op weg naar school, maar moet door graafwerkzaamheden naar „stukjes vroeger” een omweg nemen en weet niet welke kant hij op moet, immers, „elke weg is een omweg als de kortste weg er niet meer is”. Dus kiest hij op goed geluk een richting, waarna een opeenstapeling van onverwachte ontmoetingen volgt met de meest uiteenlopende mensen. Zo raak je samen met Deef op een vrolijk dwaalspoor. Of juist op het rechte pad, het is maar hoe je het bekijkt. Want bij Van Leeuwen „is er nu eenmaal altijd een ene kant en een andere kant”. Bovendien kan „wat eerst de goede kant was, daarna de verkeerde zijn”.
Dat ontregelen van het vanzelfsprekende kan Van Leeuwen als geen ander. Doordat ze haar personages vanaf de onder- of zijkant met een onbevangen blik de wereld laat aanschouwen, is de werkelijkheid in haar boeken altijd een kwartslag gedraaid. Daarbij speelt ze voortdurend met de dubbelzinnigheid van woord en beeld. Zo vindt Deef de gevlochten deurmat die bij hem thuis ligt net „een weg die nooit ophoudt”. En bij het advies dat hij moet gaan ‘waar zijn voeten hem brengen’, vraagt hij zich af: „Hoe konden mijn voeten iets weten wat mijn hoofd niet wist.” Meest sprekend echter is Deefs treffen met een woonwagenbewoonster. Zij is degene die Deef middels enkele optische illusies en een geestig verhalenboekje – waar na het in tweeën knippen van de bladzijden meer verhalen en tekeningen in staan dan erin staan – je bijbrengt dat de werkelijkheid alles behalve eenduidig is, en je nooit zeker weet of je wel de juiste weg in het leven bewandelt.
Soms lijkt die boodschap belangrijker dan Deef, wat wel een beetje jammer is. Tegelijkertijd maakt juist de gelaagdheid van Die dag meer van dit boek dan het zoveelste verdwaal-verhaal.
De ontknoping van Deefs avontuur is dan weer minder verrassend. Want na alle omwegen, in het echt én in zijn hoofd, vindt hij zijn weg naar huis toch weer terug. Pas dan beseft hij wat er eigenlijk is gebeurd doordat hij aan zijn moeder merkt hoe fijn het is om iemand te vinden als je die graag wil vinden: „Ik had almaar gedacht dat de wég kwijt was, maar ik was zélf kwijt”, merkt Deef subtiel op, waarna zijn moeder de lekkerste pannenkoeken van de hele wereld voor hem bakt. Best lekker, zo’n afloop. (MN)
simon van der geestEnergieke gedichten over de ontdekkingen in een kinderleven
Zo leest een fragment uit het prachtige gedicht ‘Mijn vel’ dat Simon van der Geest schreef in zijn poëziebundel Plassen op schrikdraad:
’k heb een schaafwond op mijn schouder
– met dank aan Tim zijn nieuwe zwaard –
en op mijn been een blauwe plek
van toen die plank niet mee wou geven
Mijn hele vel
is het verslag
van een woeste zomerdag’

Bekijk artikel in krant
Simon van der Geest: Plassen op schrikdraad. Querido, 56 blz. € 14,99. 10+
Het is een bundel vol energieke poëzie die Karst-Janneke Rogaar voorzag van illustraties waar je je direct in thuis voelt. Met Plassen op schrikdraad schreef Gouden Griffel-winnaar Van der Geest verhalende poëzie. Over kleine momenten van moed en verwondering die elk kind beleeft. Over een zeemeermin zien in de zee en vinden dat je beter ‘horizin’ dan ‘horizon’ kunt zeggen („Iedereen weet: een zon is rond/ Horizin is toch veel beter: een zin is lang en breed”).
Elk gedicht is een klein verhaal dat nauw aansluit bij de belevingswereld van het kind. Over een fiets waar je te groot voor bent geworden. Over niet van de hoge duikplank durven, maar ook over indruk willen maken op een meisje in het zwembad: „Splesj! Woesj!/ Zag je die duik die ik net dook?/ En die salto naar achter, zag je die ook?/ Splesj! Woesj! Bommetje!” En over wandelende takken die een wandelstok hebben als opa en een grasspriet als zwaard.
De hele bundel ademt een alles-mag-sfeer uit. Vrijheid, ontdekken. Van der Geest en Rogaar, een duo dat al meerdere keren liet zien dat ze elkaar uitstekend aanvullen, maken van Plassen op schrikdraad qua taalspel en illustraties een bont en zorgeloos leesavontuur.
Er zit iets heel gedurfds in de krijttekeningen van Karst-Janneke Rogaar, iets ruws en slordigs. Rogaar, die meestal met zwart en een steunkleur werkt, stapte voor deze bundel uit haar comfortzone en ging het avontuur met vetkrijt aan. Een onmogelijk materiaal dat zich niet laat mengen en zich met zijn volle kleuren maar moeilijk laat bijsturen. Het resultaat doet denken aan hoe gelukkige kinderen zelf hun mooiste tekeningen maken, vol kleur, warmte en fantasie. Het enige minpuntje is dat de prenten mat zijn afgedrukt, dat zwakt de stoere materiaalkeuze wat af, maar de kern van de illustraties blijft overeind staan: er is ruimte om te ademen in deze platen, om naar hartenlust jezelf te zijn. Niets is keurig aangeharkt, maar tegelijk ligt geen steen op de verkeerde plek. (AW)
Marieke SmithuisMarieke Smithuis creëerde een innemend stel archetypische belhamels
Noor en haar broertje Wisse zitten op het dak van een vervallen landhuis waar ze de nieuwe bewoners bespieden. Wie zijn die oude deftige dame en vreemde jongen die een hoed draagt met een veer erop? Het gluren bij de buren moeten ze echter acuut staken wanneer ze worden gesnapt door twee huisschilders. Een achtervolging wordt ingezet, maar de kinderen laten zich niet vangen: ze klimmen naar beneden, duwen de schildersladder omver en nemen de benen.

Bekijk artikel in krant
Marieke Smithuis: Een landhuis vol geheimen. Illustraties Signe Kjaer. Querido, 192 blz. € 18,99
Dit filmische openingstafereel uit Een landhuis vol geheimen van Marieke Smithuis met ongekunstelde, tijdloze illustraties van de Deense Signe Kjaer, is onmiskenbaar een echo van de roemruchte scène waarin Pippi Langkous op het dak van Villa Kakelbont tikkertje met de politie speelt. En daarmee zet Smithuis direct de toon voor haar nieuwe kinderboek, dat niets meer en minder is dan een pretentieloos (voor)leesavontuur over de verbazingwekkende lotgevallen van drie kinderen, in de geest van Astrid Lindgrens roodharige heldin.
Inderdaad, drie. Want natuurlijk raken Noor en Wisse bevriend met de jongen uit het landhuis. Béla heet hij, gevolgd door net zo’n lange achternaam als Pippi heeft, die bovendien verraadt dat hij van adel is. Samen met zijn grootmoeder is hij op de vlucht voor zijn Hongaarse tantes die op de erfenis van zijn overleden ouders azen. Wanneer zij ontdekken waar Béla zit, komen Noor en Wisse in actie. Daarbij gaan ze door roeien en ruiten. Zo strooien ze, geholpen door de dochter van de eigenaar van hotel de Koperwiek (een knipoog naar Annie M.G. Schmidts Otje) muizenkeutels in het eten van de tantes, en stappen Wisse en Béla onbevreesd in een watervliegtuig als het landhuis in vlammen dreigt op te gaan.
Geloofwaardig? Niet echt, maar Smithuis komt ermee weg. Ze knoopt alle verhaallijntjes handig aan elkaar. Bovendien overtuigen haar personages, die licht karikaturaal maar toch menselijk zijn. Zo voldoet tante Wijnie met haar bruine tanden en kippenbenen met zoveel beenhaar dat het wel bontlaarsjes lijken, perfect aan het clichébeeld van de pinnige oppas, totdat een traan verraadt dat ook zij een gevoelsleven heeft. En oom Peer is als eeuwige vrijgezel weliswaar het prototype flierefluiter, zijn single-zijn heeft wel een geschiedenis.
Grootste troef van dit verhaal zijn echter de kinderen met wie Smithuis zich onvoorwaardelijk solidair verklaart: Wisse die voortdurend overhoop ligt met meester Jan, Noor die voor haar broertje de ene na de andere roekeloze wraakactie verzint en Béla die anders is dan alle kinderen maar zich daar niets van aantrekt. In hun kinderwereld kan alles. Het ‘zo is het nou eenmaal’ dat volwassenen roepen als iets niet mag, accepteren ze niet: „Niks ‘is nou eenmaal zo’. Dat is gewoon iets dat grote mensen zeggen om ervoor te zorgen dat ze hun zin krijgen.” Precies die tegendraadsheid maakt ze tot rasechte „belhamels”, volgens Béla’s grootmoeder, „stoute kinderen met een hart van goud”. En met zulke kinderen weet je, het komt wel goed met ze. (MN)
Leo Timmers Leo Timmers creëerde een bont avontuur over een meisje en haar paard
In het nieuwe prentenboek Kiki & ik van de Vlaamse illustrator Leo Timmers volgen we de hechte band tussen een meisje en haar paard. Vanaf het moment dat Kiki met haar twee kleuterarmpjes het paard omhelst tot het moment dat ze een tiener is die liever haar tijd doorbrengt met een vriendje.

Bekijk artikel in krant
Leo Timmers: Kiki & ik. Querido, 72 blz. €19,99
Wie het werk kent van de veelbekroonde Timmers, in maar liefst 32 talen vertaald, weet dat elk boek van hem een bont avontuur is met humor, vaart en niet zelden cartooneske figuren. Waar hij in het ene prentenboek meer nadrukt legt op het verhaal, besteedt hij in het andere meer aandacht aan de opeenvolging van de beelden. Vaak met drukke, dynamische platen waarin een visueel verhaal als confetti over de pagina’s spat. Dikwijls wordt een bepaald element herhaald dat telkens in iets nieuws resulteert. Zoals in het vrijwel woordeloze prentenboek Boem!, waarin een reeks dieren tegen elkaar op botst alsof ze in de botsautootjes zitten. Een feestelijke kettingbotsing met telkens maar een woord: „Boem!”
In Timmers’ werk staat namelijk geen woord te veel. Elke zin is gestileerd en doet wat-ie moet doen. Zo ook bij Kiki & ik, een boek dat duidelijk meer verhalend is, maar dat woordloos begint. Pas op pagina tien staat tekst. Het geeft een bepaalde rust, om niet zowel met tekst als beeld gestuurd te worden.
Kiki & ik gaat over opgroeien en elkaar loslaten. Timmers tekende in dit boek voor het eerst met een kroontjespen en inkt. Dat levert ragfijne tekeningen op, waaruit ondanks de sobere keuze van materiaal en kleur enorm veel warmte spreekt.
Illustratie Leo Timmers
Zoom in
Dat komt ook doordat ze inzoomen op kleine, vertrouwde handelingen. We zien hoe Kiki haar paard uit een emmer water laat drinken, hoe ze hem sprietjes hooi aanreikt en geconcentreerd zijn hoefjes afvijlt. Ze staan neus tegen neus. Elke spier kun je zien liggen in de flank, de staart is ingevlochten, de vacht glanst. Ze spelen samen allerlei fantasiespelletjes en in die hoedanigheid verandert Kiki telkens van rol en het paard van gang. Het is een circuspaard, een middeleeuws paard met een toernooideken aan, het is een galopperend cowboypaard, een koningspaard en die lopen heel voornaam dressuur.
Deze zwart-wittekeningen contrasteren met de gekleurde platen die soms over twee pagina’s lopen waarin Kiki langs de zee en door groene weiden galoppeert. De wereld is een avontuur om te verkennen, zo ook de diepe band tussen mens en dier. (AW)
Illustratie Leo Timmers
Zoom in
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.