We zitten in een klein cafeetje om de hoek van het Binnenhof in Den Haag. De plek van waaruit Ronja stadswandelingen organiseert waarmee ze beleidsmakers laat zien hoe het leven als dakloze écht is. “Zij hebben vaak de grootste afstand tot de doelgroep, terwijl ze daar de grootste beslissingen over maken. Daar probeer ik verandering in te brengen.”
Patroon van dakloosheid
Ronja kan het weten, drie jaar lang zwierf ze zelf door de straten van Den Haag. Nadat ook haar vader dakloos was geweest, en meerdere generaties voor hem… “Het is een patroon van dakloosheid en uithuisplaatsingen, waarvan ik vastberaden ben het voor mijn dochtertje van een half jaar oud te doorbreken.”
Bij Ronja begon het met een schimmel in haar appartement in Breda, terwijl ze graphic design studeerde. “Mijn muren zaten echt van boven tot beneden onder de schimmel. Mijn huisbaas verfde eroverheen, maar dat helpt natuurlijk niet.”
Stoppen met huur betalen
“Na twee jaar besloot ik te stoppen met huur betalen. Dan moet hij wel wat doen, dacht ik. Vijf maanden later stuurde hij een mannetje met een schimmelwerende spray, die niet werkte. Daarna kwam hij het geld van de afgelopen vijf maanden innen. Nu weet ik dat ik huurdersrechten had en niet hoefde te betalen, maar toen niet. En ik had het geld niet apart gezet.”
Ronja probeerde nog een betalingsregeling af te spreken, maar dat lukte niet. “En toen kreeg ik een aangetekende brief: ik moest binnen tien dagen uit mijn kamer.”
Ronja (links) met haar vader en zus in het bos.
Contact met haar moeder was er niet, en ze schaamde zich te veel om te vragen of ze terug thuis mocht komen. Wel kon ze naar een familielid, dat in een andere stad woonde. “Dat betekende dat ik met mijn werk en studie moest stoppen. Maar ik had al zoveel aan mijn hoofd, dat ik dat maar heb gedaan.”
“Ik was op dat moment ook aan het daten met een vrouw en tijdens een date een klasgenoot tegengekomen. Op de zeer conservatieve school waar ik zat, zou ik de enige zijn die uit de kast was gekomen. Nadat ik op de middelbare school was gepest, had ik daar geen zin in. Dus ik dacht laat maar, ik stop met alles en ga bij dat familielid wonen.”
Trauma’s uit Ronja’s jeugd
Dat ging een tijdje redelijk, hoewel er strijd was over de netheid van Ronja’s kamer. “Ik was nog wel echt een puber daarin”, zegt ze nu. Ook kwamen daar, doordat ze geen werk of studie had, trauma’s uit haar jeugd naar boven.
“Op mijn zevende was ik naar een instelling gestuurd vanwege mijn autisme. Een jaar lang woonde ik daar in een huis met kinderen van 15 en 16. Door een aantal van hen ben ik misbruikt.” De leiding wist er volgens haar van, maar deed er niets aan.
“Maar ook de leiding mishandelde me. Ik droeg bijvoorbeeld altijd lange mouwen, ook in de zomer. Daar voelde ik me prettig bij. Op een dag hebben ze alle shirts met lange mouwen uit mijn kast gehaald. Ik mocht pas beneden komen als ik korte mouwen zou dragen, terwijl we beneden moesten eten. Een week lang heb ik daardoor niet gegeten.”
Gepest en misbruikt
“Daarna, op het speciaal onderwijs, werd ik opnieuw gepest en misbruikt. Ik was één van de weinige meisjes daar, autisme werd vooral gediagnosticeerd bij jongens.”
Het was ook de periode waarin Ronja’s vader omkwam tijdens een arrestatie. Hij was zolang Ronja zich kan herinneren dakloos, door zoals Ronja dat noemt ‘een psychische kwetsbaarheid’.
De politie zegt dat Ronja’s vader is overleden door amfetamine, maar volgens Ronja was er geen sprake van overmatig drugsgebruik. Na het dossier en getuigenverklaringen ingezien te hebben bij het OM, zegt ze dat het als volgt is gegaan: “Mijn vader had 20 kilometer gewandeld en zat bij te komen op een bankje. Daar zat hij een beetje in zichzelf te praten, in een dure wijk. Iemand die daar woonde, had de politie gebeld.”
“Ik zag mijn vader op elk nieuwskanaal vermoord worden. Ik werd een hele boze puber.”
“Die kwam en stuurde hem weg. Maar mijn vader zei ‘nee, ik blijf hier zitten’. Na een hele hoop gezeur is hij opgestaan en weggelopen. Toen is hij van achteren aangevallen door een politieagent.”
“Mijn vader schrok daarvan, dus hij begon wild om zich heen te zwaaien. Het was een grote, sterke man. Vier agenten werkten hem naar de grond en hielden elk een ledemaat vast. Ze boeiden hem, maar ondanks dat hij geboeid was, vond een agent het nodig om een nekklem toe te passen. Zijn laatste woorden waren ‘Laat u me alstublieft los, ik krijg geen adem’.”
Foto’s van het incident
Foto’s van het incident werden verspreid via de media, waardoor Ronja steeds weer geconfronteerd werd met wat er gebeurd was. “Twee weken lang zag ik hem op elk nieuwskanaal vermoord worden. Ik kon nergens terecht met mijn gevoelens daarover. Dus ik werd een hele boze puber.”
Door zijn dakloosheid was het contact tussen Ronja en haar vader minimaal. “Hij was misschien niet de vader die ik nodig had, maar hij was wel de vader die ik had. Hij was grappig en heel erg slim, had veel hobby’s en interesses en kon goed vertellen. En hij hield absoluut van mij, en ik van hem.”
Al die gebeurtenissen en trauma’s overvielen Ronja toen ze zonder werk of studie bij haar familielid zat. 20 was ze toen. “Het was een moeilijke periode. Uiteindelijk besloot ik om het volgende semester weer te gaan studeren. Maar toen werd ik ziek. Door het fysieke geweld dat ik heb meegemaakt, herken ik pijn minder goed. Tot het moment kwam dat ik dacht: ik moet nu echt naar het ziekenhuis.”
Dubbele nierontsteking
“Ik had alleen niemand die me kon brengen, en het ziekenhuis wilde me niet laten ophalen. Daarom ben ik op de fiets daarheen gegaan. In het ziekenhuis kwamen ze meteen met een rolstoel aan toen ze me zagen. Ik bleek sepsis te hebben (bloedvergiftiging, red.) en een dubbele nierontsteking. De arts zei: ‘Het is goed dat je vandaag bent gekomen, niet morgen, want morgen was het misschien te laat geweest.’ Dat was verschrikkelijk om mee te maken.”
Ronja moest een aantal dagen in het ziekenhuis blijven, en kreeg toen van de arts te horen dat het ongeveer een half jaar zou duren voordat ze haar dagelijkse bezigheden weer kon oppakken. “Shit, dacht ik, daar gaat mijn studie.”
Controles woningbouw
Maar erger: een paar weken nadat ze thuis was gekomen, zette haar familielid haar eruit. “Nu snap ik waarom. De woningbouw voerde controles uit, en zij was bang dat zij en haar kind op straat zouden worden gezet als de woningbouw erachter zou komen dat ik bij hen woonde. Maar toen was ik natuurlijk vooral heel boos.”
Ronja (21 jaar) op een terras met een vriendin. “Mijn koffertje met daarin wat kleding en mijn knuffel, stond naast mij. Strategisch uit het zicht gezet.”
Ze pakte wat kleding, een knuffel en een tandenborstel en vertrok. “Als ik had geweten wat me te wachten stond, had ik een warme trui en bergschoenen meegenomen, maar dat besef was er niet. En omdat ik met ruzie was weggegaan bij dat familielid, kon ik niet meer terug om mijn andere spullen te halen.”
Voor bezig zijn met haar herstel, was geen ruimte. “Het was heel zwaar, ook fysiek. Maar als je dakloos bent, moet je door. Door alle stresshormonen doe je het dan gewoon.”
‘Bureaucratische catch 22’
Ronja kwam terecht in wat ze ‘een bureaucratische catch 22’ noemt. “Ik was kort nadat ik uit het ziekenhuis was gekomen mijn ID-kaart kwijtgeraakt. Mij inschrijven op een nieuw adres, kon daardoor niet: daarvoor moest ik me kunnen identificeren. Een nieuwe ID aanvragen, kon weer niet zonder inschrijfadres. En ook naar de daklozenopvang mocht ik niet zonder ID-kaart.”
Er was niemand bij wie ze terechtkon. Geen familie, en geen vrienden. “In Breda had ik wel vrienden gehad, maar die vriendschap bestond uit het samen stappen. Zodra ik daar vertrok, was de vriendschap over. Dus ik belandde meteen op straat.”
Besef: ik ben dakloos
Toch duurde het nog maanden voordat ze echt besefte: ik ben dakloos. “Mijn beeld van een dakloze was mijn vader op dat bankje. Een man met psychische kwetsbaarheid. Dat was ik niet. Pas na een paar maanden had ik door dat ik ook dakloos was.”
“Mijn beeld van een dakloze was mijn vader op dat bankje. Pas na maanden had ik door dat ik ook dakloos was.”
Ronja klopte aan bij de gemeente, maar kreeg te horen dat ze ’te zelfredzaam’ was. Met andere woorden: je moet het zelf maar regelen. “Dat doet zo’n pijn. Dan heb je je eindelijk over je schaamte heen gezet om hulp te vragen, en zeggen ze: ‘Wij gaan niets voor je doen’.”
Geen andere keuze
“Soms sliep ik in een hostel of bij mensen die ik dacht te kunnen vertrouwen. Andere nachten liep ik ’s nachts buiten of probeerde ik de nacht, zonder iets te bestellen, te overbruggen in het uitgaansleven. Vaak krijg ik de vraag hoe je zoveel slaapgebrek volhoudt. Maar als je móét, dan kun je dat.”
“Ik heb ook dingen gedaan waar ik niet trots op ben, zoals eten wat anderen op straat of in een prullenbak hadden gegooid. Of ik kocht met het geld dat ik had de goedkoopste koekjes in de supermarkt en een appel. Dan woog ik de appels net zo lang af totdat ik de goedkoopste had gevonden. Maar weet je, al die dingen hebben er wel toe geleid dat ik hier nu sta.”
“Alleen stelen heb ik nooit gedaan. Voordat ik dakloos raakte, werkte ik in de kinderopvang. Dat wilde ik na mijn dakloosheid weer gaan doen. Ik wist dat ik nooit een VOG (Verklaring Omtrent het Gedrag, red.) zou krijgen als zou stelen.”
Drie jaar duurde haar dakloosheid, en al die tijd stond ze in een overlevingsstand, met continu veel stress. “Mensen denken dat het moeilijkste is dat je geen veilige plek hebt om te slapen. Dat is ook moeilijk, maar nog moeilijker is het zien wat je allemaal mist.”
Enorm rotgevoel
“De leeftijdsgenoten die onderweg zijn naar hun studie of samen winkelen en de kerstbomen achter de ramen. En het niet meedoen aan de maatschappij. Zodra je dakloos bent, lijk je voor anderen niet meer te bestaan. Ze zeggen geen gedag, lachen niet vriendelijk naar je. Dat geeft een enorm rotgevoel.”
Toch slaagde ze erin om te werken. Als gastouder, bij een aantal gezinnen thuis. “Die had ik online gevonden. Rijke gezinnen die me 6 euro per uur betaalden. Dat is natuurlijk niets, maar het was wat ik kon krijgen. Zij wisten niet dat ik dakloos was, en de boterham met pindakaas die ik met de kinderen at soms het enige was wat ik die dag binnenkreeg. Maar het was onzeker: als zij eerder terugkwamen uit hun werk, dan stuurden ze mij naar huis en kreeg ik minder betaald.”
15 keer verhuisd
Wonen deed ze af en toe in een studentenkamer van een student die op reis was. Doordat Ronja werkte, kon ze daar 250 euro per maand voor betalen. “In die tijd ben ik denk ik 15 keer verhuisd. Heel onstabiel was dat, maar ik had die dagen in elk geval een dak boven mijn hoofd.”
De omslag kwam toen Ronja zichzelf op een dag googelde. “Ik kwam een bericht tegen van een café in Breda dat mijn ID-kaart had gevonden, jaren geleden. Die bleken ze nog te hebben. Ik heb hem meteen opgehaald. Het is niet zo dat je zonder ID-kaart niet dakloos kunt raken, maar het was voor mij wel een aanknopingspunt om weer wat op te bouwen. Ik kon in elk geval legaal iets huren.”
Oude patronen
Je zou zeggen: zodra je dat huisje hebt, is het probleem voorbij. Maar zo simpel is het niet. “Ik vond een appartement met een hoop oude meuk erin. Enthousiast begon ik die weg te gooien, de vloer eruit te halen en de muren te verven. Maar na een paar dagen viel ik terug in de patronen die ik had toen ik dakloos was.”
“Ik heb nog heel lang op de vloer geslapen, met al mijn spullen in een paar big shoppers. Ik had een kast, maar was bang dat als ik mijn spullen daarin zou leggen, ik mij te veel thuis zou voelen en het te pijnlijk zou zijn om dat weer kwijt te raken. Ook waste ik mijn kleding met de hand onder de douche, terwijl ik gewoon een wasmachine had. Ja, dat is heel gek. Maar als je zo lang op die manier hebt geleefd. Dan is dat wat je doet.”
Vaak ziek
Alles bij elkaar duurde dat ongeveer een half jaar, denkt ze. Een tijd waarin ze ook vaak ziek was, alsof haar lichaam daar toen pas de rust voor had. “Dat hebben veel ex-daklozen. Je zou denken dat je juist als dakloze vaak ziek bent, omdat je dan slechter eet en slaapt. Maar als je in die overlevingsstand staat, dan kun je het je niet permitteren om ziek te zijn. Het is alsof je lichaam dat daarna inhaalt.”
“Ik heb heel lang op de vloer geslapen, ook al had ik een huis, met al mijn spullen in een paar big shoppers.”
“Na die zes maanden kwam ik tot rust. Ik kreeg vrienden, een vriendje dat ook bij mij thuis wilde komen. Oei, dacht ik: dat kan helemaal niet, ik heb geen vloer. Dus toen heb ik toch maar een vloer en meubels gekocht, zodat ik mensen kon uitnodigen.”
Steeds meer begon Ronja haar leven op te bouwen. Ze volgde een studie ICT, om echt een nieuwe stap te maken, en vond daar werk in. Ook ontmoette ze haar huidige man, tijdens vrijwilligerswerk in een buurtcentrum waar hij ook werkte. Met hem heeft ze nu samen een dochter van een half jaar.
Verborgen dakloosheid
En in de tussentijd zat ze niet stil: ze was betrokken bij de oprichting van de Haagse afdeling van politieke partij BIJ1, begon stadswandelingen te organiseren om mensen – voornamelijk zorgprofessionals en beleidsmakers – te laten zien hoe het leven als dakloze echt is. En sinds enige tijd werkt ze bij Hogeschool Utrecht, als onderzoeker bij de ETHOS-telling, waar ze zich bezighoudt met verborgen dakloosheid.
“Ik denk dat mijn ambitie mij gered heeft”, zegt ze. “Zonder te willen zeggen dat andere daklozen die niet hebben. Maar ik heb altijd zo duidelijk voor ogen gehad dat ik een beter leven wilde, en daar heb ik keihard voor geknokt.”
“Achteraf kun je zeggen dat mijn dakloosheid een combinatie was van factoren. Ik heb fouten gemaakt, maar denk dat die bij mij door de omstandigheden andere consequenties hadden dan bij leeftijdsgenoten die ook fouten maken. Ik had geen goed netwerk, geen spaargeld. Dan kun je klappen minder goed opvangen en is de stap naar dakloosheid minder groot dan veel mensen denken.”
Voorkomen voor dochter
Ze neemt zich nu vooral voor om haar dochter niet in dezelfde situatie te laten komen als die waarin zij, haar vader, haar overgrootmoeder en generaties voor hem terecht waren gekomen. Want het is een patroon, ontdekte ze later toen ze op bezoek ging bij haar opa en oma.
“Ik ben toen ik zwanger was met een psycholoog met ervaringsdeskundigheid gaan praten omdat ik echt wil voorkomen dat mijn dochter dit ook gaat meemaken. Ze is nu nog klein, maar ik zal haar later heel vaak vertellen dat ze thuis welkom is, wat ze ook voor fouten gemaakt heeft. En ik zal zorgen dat er altijd een slaapkamer voor haar is, ook als ze al het huis uit is. Mijn dochter zal niet hetzelfde overkomen als mij is overkomen.”
Zondaginterview
Elke zondag publiceren we een interview in tekst en foto’s van iemand die iets bijzonders doet of heeft meegemaakt. Dat kan een ingrijpende gebeurtenis zijn waar diegene bewonderenswaardig mee omgaat. De zondaginterviews hebben gemeen dat het verhaal van grote invloed is op het leven van de geïnterviewde.
Ben of ken jij iemand die geschikt zou zijn voor een zondaginterview? Laat het ons weten via dit mailadres: zondaginterview@rtl.nl
Lees hier de eerdere zondaginterviews.